Het zonnetje schijnt in het centrum van Den Haag. Naast de Hofvijver staan zwarte letters van anderhalve meter hoog opgesteld: ‘Discriminatie’. Er is ook een afzetting geplaatst. Binnen die afzetting bevinden zich zo’n dertig mensen die in afwachting zijn van minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk (PvdA). Woensdagmiddag geeft hij het startschot voor de nieuwe anti-discriminatiecampagne van de Rijksoverheid.
Alles suggereert een vlekkeloze voorbereiding. De communicatiemevrouw loopt zenuwachtig heen en weer en overlegt met een collega. Tegen een boom staat een televisiescherm waarop straks twee spotjes uit de campagne te zien zullen zijn. Er staat een doorzichtig katheder naast. Het is ‘niet de bedoeling’ dat de minister tijdens zijn speech voor het beeldscherm gaat staan, weet de communicatiemevrouw.
De minister komt aangelopen en groet ons: “Hallo allemaal”. Meerdere mensen groeten terug. Deze korte bijeenkomst is een georganiseerd persmoment van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Alles suggereert een enorme importantie, want er hebben maar liefst vijf ministeries een bijdrage aan de nieuwe campagne geleverd. Toch zijn de media grotendeels weggebleven. Er staat een auto van RTV West, er zijn twee fotografen en er zijn vooral veel iPhones. Journalisten van traditionele, landelijke media lijken in geen velden of wegen te bekennen.
Ondertussen vertelt de communicatiemevrouw aan haar collega dat er zo letterlijk ‘een streep door discriminatie wordt getrokken’, net als de leus van de campagne. De communicatiemevrouw is inmiddels naar Plasterk gegaan om te vertellen wat hij moet doen. Of hij goed luistert is niet helemaal zeker, want hij wil al voor de campagnefilmpjes naar de letters toegaan, terwijl de communicatiemevrouw hem nog wel zo op de procedure had gewezen.
Een meneer van het ministerie kondigt Plasterk aan. Het College voor de Rechten van de Mens is hier ook en zal met de minister de aftrap verrichten. Het College heeft namelijk veel verstand van dit soort zaken, weet de meneer. Dan neemt de minister het woord. Hij vertelt hoe belangrijk Artikel 1 van de Grondwet is. Dit is “De basis van de samenleving”. Toch is er nog veel discriminatie. Plasterk dreunt wat voorbeelden op over Joden, moslims, blinden, allochtonen en homoseksuelen.
“We kennen allen Paul de Leeuw en dat vinden we toch allemaal normaal?” vraagt Plasterk zich af. Niet iedereen vindt dit kennelijk en dit soort zaken gaan met deze campagne opgelost worden, zo is de suggestie. Een minuut later volgen de twee spotjes. Nu blijkt pas wat had kunnen opvallen aan Plasterks speech: in de spotjes gaat het over allerlei vormen van discriminatie, waaronder die op basis van politieke overtuiging. Die staat namelijk óók in de Grondwet. Maar Plasterk repte met geen woord over PVV’ers die last hebben van discriminatie om hun politieke denkbeelden.
“De campagne begint nu algemeen, maar er komen nog veel meer uitingen voor allerlei doelgroepen”, waarschuwt Plasterk ons: “Het wordt een hele lange campagne.” Hij trapt vervolgens de campagne af door samen met een man van het College voor de Rechten van de Mens een rood lint over de nog steeds wachtende letters ‘discriminatie’ heen te spannen. Het is allemaal supergoed voorbereid en afgemeten: de tekst staat op twee linten die starten aan beide uitersten, en die komen in het midden perfect samen. Op deze ‘streep door discriminatie’ kunnen we Artikel 1 van de Grondwet lezen.
“Veel succes met de campagne!” roept Plasterk.