Op het terras van de koffiezaak naast het Europees Parlement zit een Italiaanse vrouw met twee collega’s. Voor vrijwel iedereen is ze een grote onbekende. Maar ik herken haar. Ze is communicatiemedewerker bij het Europees Parlement en was vorig jaar belast met het controleren van de werkzaamheden van mij en de filmploeg van GeenStijl. Ze wilde weten waar we wanneer naartoe gingen en met wie we allemaal afspraken hadden. De flamboyante dame had slechts één probleem: ze raakte ons kwijt.
Pas enkele uren later verscheen ze weer in blinde paniek: ze wilde weten waar we hadden uitgehangen. Als je vaker in Brussel bent geweest, weet je dat regels belangrijk zijn en dus begon ik nederig uit te leggen wat de verdere planning van de dag was waarop de GeenStijl-producer me meldde dat ik niet goed wijs was dat ik haar zo serieus nam. Gelukkig kwam niet veel later een andere communicatiemevrouw voor haar in de plaats. Die hield wijselijk haar mond.
Waar de communicatieafdeling van het Europees Parlement zo bang voor was, was meteen duidelijk. GeenStijl was eerder al eens op bezoek geweest en dat had hopeloze beelden van het Europees Parlement opgeleverd: Europarlementariërs die vergoedingen voor vergaderingen opstreken die ze helemaal niet bijwoonden. De schermutselingen met Tom Staal gingen de hele wereld over. Kennelijk dacht men dat GeenStijl dit opnieuw wilde doen en dus was er preventief drie dagen lang een communicatiemevrouw vrijgemaakt om ons te volgen.
Hier toont zich de dubbelzinnigheid van het Europees Parlement: bang voor negatieve publiciteit terwijl je tegelijk als journalist nergens méér welkom bent dan hier. Men wil graag dat je verslag komt doen: toegang krijgen is relatief gemakkelijk, er is een enorme perszaal waar bijna niemand zit, er is gratis wifi, er zijn gratis televisie- en radiostudio’s inclusief gratis technici en medewerkers willen rapporten graag voor je printen. Alles om de journalist te plezieren, maar wel zolang het voldoet aan de eigen PR-doelstelling. Nee, in het Europees Parlement mag je niet filmen of Europarlementariërs die momenteel voor aanwezigheidsvergoedingen tekenen ook echt bij vergaderingen aanwezig zijn.
Voor permanente toegang tot alle EU-instellingen moet je een maand wachten op een beslissing of je geaccepteerd wordt. De regels zijn veel strenger dan voor het Europees Parlement: je moet aantonen dat je betaald wordt voor je artikelen, je werkgever moet aantonen dat je voor hen werkt en je moet in Brussel of in de nabije omgeving wonen. Die permanente toegang kan ik om die laatste reden waarschijnlijk vergeten. Dat betekent: voor elke persconferentie en elke EU-top apart toegang aanvragen en wel minimaal een dag van te voren. Zo zorgt de EU ervoor dat alle spontaniteit uit je werk verdwijnt.
De restricties bij andere EU-instellingen hebben dan ook een onbedoeld (?) gevolg. Het Europees Parlement is op deze manier de meest aantrekkelijke EU-instelling om als journalist aanwezig te zijn want je kunt er vrij rondlopen en hebt niet voor elke bijeenkomst apart toegang nodig. Zo lijkt het Europees Parlement het middelpunt van de EU, terwijl vaststaat dat ze dat niet is. Het Europees Parlement komt wel graag zo over.
Als ik de komende maanden relatief veel over het Europees Parlement schrijf, weet u hoe het komt.
Dit jaar doet Chris Aalberts onder de titel Bruslog – Brusselse logica – verslag van Europese politiek in Brussel en Den Haag. Voor zijn verslaggeving is financiële steun essentieel.