Een Mohammed glossy. De tijd was er rijp voor, vond de Rotterdamse oud-wethouder Brahim Bourzik. Vorige week donderdag werd het blad gepresenteerd. Maar het is geen glossy, en ze gaat niet voor Mohammed. Hoofdredacteur Brahim Bourzik maakt in de eerste zin van zijn voorwoord al duidelijk dat er twéé Mohammeds bestaan: de Profeet en de mens Mohammed. De eerste bracht ons de Koran; de tweede is vatbaar voor ‘rationele kritiek’. En het gaat mis wanneer die twee verward worden, zoals bijvoorbeeld de salafisten doen. ‘Iedere vorm van rationele discussie over de Profeet en zijn boodschap of Mohammed als mens wordt onmogelijk gemaakt.’ Antwoorden op legitieme vragen worden ’emotioneel geladen’, er ontstaat ‘een woestijn van wantrouwen’ en moslimjongeren ‘raken in verwarring’. De Mohammed glossy moet die twee blijkbaar goed uit elkaar trekken en ‘de impasse in het islamdebat doorbreken.’ Toe maar.
Eerst de vorm. Een echte glossy is het niet geworden, zoals Bourzik tijdens de presentatie al moest bekennen. Niet alleen ontbreken de reclames voor whisky en lingerie; het fotowerk is saai en geen extra blik waard, en tekst domineert. Het is een blaadje geworden zoals andere ‘moderne’ reli-blaadjes, met veel brave stukjes, te veel professorale praatjes en te lange columns. (Maar dan is de spread steeds mooi vol.) Mochten er jongeren zijn die de glossy grijpen om iets over het leven van Mohammed te lezen, en dan vooral iets anders dan wat ze in de moskee horen, dan komen ze bedrogen uit. Het leven van Mohammed dan wel de Profeet spelen in de glossy een ondergeschikte rol – er komen wat hete hangijzers aan bod maar verder gaat het over moslims nu. Dat het zulke fijne mensen zijn.
Ook Bourziks insteek blijft een vrome wens. Wat hij ook moge beweren over rationele discussie: als er al iets over Mohammed wordt gezegd, dan worden de traditionele verhalen geciteerd en op de gebruikelijke wijze goedgekeurd met vrome praatjes. De glossy heeft geen lef. Een afbeelding van Mohammed? Volgens Bourzik is dat niet verboden. Er is ook een bijdrage van Mirjam Shatanawi van het Tropenmuseum die hetzelfde constateert. Er zijn honderden afbeeldingen van Mohammed gemaakt, en ze worden nog steeds gemaakt. Wat dacht u? Zet Bourzik een Mohammed op de cover? Nee dus. Is er een mooie spread met portretten van Mohammed door de eeuwen heen? Dat mag toch? Bourzik durfde het niet aan, ongetwijfeld uit angst voor ’emotioneel geladen’ commentaar. Daarmee toont de vlotte prater zich een bescheiden lafaard. En Mirjam? Die besluit haar stuk met laffe praatjes: ‘juist de afwezigheid van een concreet beeld geeft de verbeelding ruim baan’. Van zulke moslims moeten we het dus niet hebben in dit land.
Hier en daar hangt een glossy geurtje. Zo is er een stukje van Abdelkader Benali over het lievelingsgerecht van Mohammed (de man kan meer, maar hij moest nu een kookboek promoten – wat weer zéér glossy is). Ook seks ontbreekt niet. Zo is er een verhaal over het belang van het voorspel. De Profeet – pardon, Mohammed hield van het voorspel, weet auteur Imad el Kaka, want hij heeft gezegd: ‘Dat geen enkele van jullie zijn vrouw neemt zoals een beest! Dat hij de daad laat voorafgaan door de boodschapper!’ Dat laatste zou volgens Imad dus het voorspel zijn. Of iets anders? De eerste opmerking (‘als een beest’) is trouwens een verbod op doggystyle, maar daarover zegt Imad niks (wellicht uit eigenbelang). Mohammed (of de Profeet?) zou volgens Imad ook anale seks hebben verboden, en dat vindt hij een zeer wijze uitspraak want anale seks is pijnlijk en ongezond ‘vanwege de scheuringen die er ontstaan’. Imad heeft qua voorspel nog wat te leren. Maar de ongelovige lezer vraagt zich vooral wanhopig af wat voor vreselijke onzin dit alles is: moet de moslim nu wérkelijk de complete hadith-literatuur doorploegen voordat hij de was doet, een pornoboekje koopt, of zijn onderbroek mag laten zakken?
Overigens, wat betreft seks en de Profeet: Wim Raven citeert in zijn bundel tradities ‘Leidraad voor het leven’ (p. 147) een prachtig verhaal over hoe Mohammed eens geil werd, en naar huis ging om zijn vrouw Zainab (overigens: zijn nicht) te neuken. ‘Terwijl zij een huid aan het looien was’, aldus de traditie (dus ze zat op haar knieën, voorover), deed hij ‘zijn wil met haar en ging naar buiten’. Daar mag Imad ook best een voorbeeld aan nemen.
Het stukje van Imad illustreert een gebrek dat keer op keer in de bijdragen opduikt. De auteurs citeren menige traditie over Mohammed, om daaraan toe te voegen hoe mooi en wijs hij wel niet was. Maar er zijn bakken vol tradities waarmee je alle kanten op kunt, van goede seks tot pure moord. De traditie leert de moslim niks – ook niks over Mohammed.
Om nog even bij seks te blijven: studente Laurie Treffers gaat in op de vraag of Mohammed een pedofiel was of niet. Immers volgens de verhalen (alweer, er zijn andere, maar die worden in de discussie vrijwel altijd vergeten) trouwde hij met Aisja toen zij nog maar zes jaar oud was. Mohammed komt er mee weg, zoals altijd in vrome bijdragen over dit onderwerp, omdat huwelijken tussen oude mannen en kinderen toentertijd heel gewoon zouden zijn geweest. (Hoe weet zij dat? Treffers verwijst naar de Vikingen!) Bovendien is het maar de vraag of er sprake was van een seksuele relatie, en wellicht diende het huwelijk vooral een politiek doel. Aisja was de dochter van zijn vriend en volgeling Aboe Bakr. Welk ‘politiek’ doel was daarmee dan gediend? Nee, de enige logische verklaring is uiteraard dat Aisja (een ‘moeder der gelovigen’ met haar op haar tanden) gewoon loog over haar leeftijd toen, of het ook niet meer wist en achteraf wilde suggereren dat ze toen nog een zuivere, onschuldige piepkleine maagd was. Maar die simpele oplossing zou de onaantastbare reputatie van Aisja aantasten. Dus dan liever verklaringen uit het niets.
De Mohammed glossy balanceert op het snijvlak tussen gladde vorm en traditionele inhoud. De redactie worstelde duidelijk met de vraag in hoeverre je de vorm kunt aanpassen aan de tijdgeest, zonder afbreuk te doen aan de boodschap. Het is de vraag: hoeveel discoballen kun je in een kerk hangen voordat de gelovigen de disco gaan verkiezen boven Jezus. En bij gebrek aan een diepe visie op deze problematiek, loopt alles vast in geneuzel over gelovigen en over Moh.
Uiteindelijk gaat het natuurlijk niet om wat Mohammed at, wat voor kleding hij droeg en wat hij van anale seks vond. In religie gaat het om de boodschap. Moslims moeten niet kijken naar wat Mohammed deed, maar de intentie van waaruit hij handelde. Mohammed was bijvoorbeeld geen uitgesproken pacifist zoals Jezus. Hij was niet het type dat zich als een schaap naar de slachtbank liet leiden. Wél gaf hij alles (en moordde hij desnoods) voor een groot ideaal, namelijk de vereniging van Joden, Christenen en alle Arabieren tot één godvrezende eenheid. Als er iets kenmerkend is aan de islam dan is het wel de wens de om één grote wereldgemeenschap te vormen. Een droom die toen niet uitkwam (de Profeet sprak ook wel héél harde woorden, vooral over de Joden), en nu verder weg lijkt dan ooit. De buitenwacht ziet een religie die geen andere religies duldt en koste wat kost de religieuze diversiteit van de wereld wil opheffen. Toch hangen de meeste moslims de vreedzame interpretatie aan: iedereen heeft wel iets van God, ook als diegene zichzelf geen moslim noemt. Daarom moet je er alles aan doen om mensen met behoud van de verschillen met elkaar te verbinden. Wat dat betreft is het interview met Mohammed Tahir (eerst kaaskop Theo de Jong, later salafist, en nu stoort hij zich vreselijk aan arrogante moslims) misschien wel het meest waardevolle stuk in de hele glossy.
De doorsnee moslim wil niet ‘eng’ of ‘achterlijk’ gevonden worden, tegelijkertijd wil hij een trotse moslim kunnen zijn. Dan ontstaat de verleiding om de Profeet en Mohammed uiteen te halen, de eerste respectvol te vergeten en de tweede salonfähig te maken, door in de enorme grabbelton der tradities dié verhalen op te zoeken die hem menselijk en ‘progressief’ doen schijnen. Zo ontstaat een nieuwe Mohammed die al even weinig met de historische Mohammed te maken als de oude Mohammed. Maar wat is hier nieuw? Niets is zo flexibel als een oeroude religie.