Het concept is vrij simpel: stop twee totaal verschillende mensen in een kamer en kijk wat er gebeurt. Het was Theo van Gogh die aan Johnny de Mol voorstelde een toneelstuk te maken en daar later een filmversie van te maken. Bijna elf jaar na de dood van de filmmaker is het toneelstuk er. Naar een idee van Johnny de Mol, geschreven door de Amerikaanse Michael Di Jiacomo en vertaald door Jonathan van het Reve.
De hoofdrollen zijn voor Johnny de Mol en Johanna ter Steege. Hij is een steenrijke dertiger die zijn verjaardag viert, zij een alleenstaande moeder die de eindjes aan elkaar knoopt. Het enige wat ze gemeen lijken te hebben is dat ze eenzaam zijn. Als er niemand op komt dagen, zijn de twee op elkaar aangewezen. In een paar uur tijd leren ze niet alleen elkaar kennen, ze leren vooral zichzelf kennen. En dat is confronterend.
Vanuit eenzaamheid op zoek gaan naar het ultieme levensgeluk, naar liefde, niet alleen van een geliefde maar ook van familie en vrienden. Het is een thema dat ons allemaal bezighoudt. Of het nou gaat om een steenrijke jongeman die wat weg heeft van een sociopaat of een serveerster die worstelt met haar puberdochter, iedereen zoekt datgeen wat ze gelukkig maakt. De Gelukkigste Dag weet dat prachtig weer te geven. Ondanks dat beide werelden waarschijnlijk ver van de meeste toneelbezoekers af zullen staan, blijft het herkenbaar. Het is Di Jiacomo gelukt om de kijker na te laten denken over wat geluk nou eigenlijk betekent. Is het geld, vriendschap, familie, werk?
Ondanks dat het verhaal sterk in elkaar zit en geen enkele rol of conversatie overbodig is, zit er wel een nadeel aan dat het script door een Amerikaan is geschreven. Het maakt het stuk regelmatig heel Amerikaans. Er worden referenties gemaakt die wij niet kennen (bijvoorbeeld het ‘liquid diet’ of een pastoor die ‘even’ langskomt), conversaties gevoerd die vaak nét even te soepel, vlot of overdreven gaan en er wordt zo nu en dan wat gepolijst. Ook zijn sommige zinnen zo vertaald dat je meteen hoort dat ze in het Engels mooier waren. De vrijheid om vooral met de taal wat meer te spelen, was niet verkeerd geweest.
Gelukkig wordt dat gecompenseerd door het acteerwerk en het decor. Met het laatste is flink uitgepakt, kosten noch moeite worden gespaard in het American Psycho-achtige decor. Op wat schoonheidsfoutjes na zitten de acteurs goed in hun rol. Vooral de pastoor (Finn Pocin) en dochter Lola (Lobke de Boer) laten zich van een bizarre kant zien. Ter Steege en De Mol hebben vooral een heel fijne chemie. Niet verkeerd: je zit toch zo’n anderhalf uur ononderbroken tegen ze aan te kijken. Ook wordt er fijn gespeeld met het show-don’t-tell-principe. Er blijven een boel dingen onbesproken en veel wordt aan de verbeelding overgelaten.
Ondanks dat het hier en daar wat Amerikaans is, is het thema universeel. Wat is geluk? Wat is liefde? Wat maakt een mensenleven perfect? Iedereen zit ermee, de cast weet de mijmeringen van Di Jiacomo en De Mol tot leven te brengen. Mét de nodige humor om het soms wat zware thema wat luchtiger te houden. En ze weten je als bezoeker na te laten denken over een bizar plot.
Beeld: Leo van Velzen