De beste ‘migrantenkind’-columniste van Nederland over haar collega’s, haar radicalisering, de gestrekte rechterarm van Twan Huys en de prijs die ze betaalt voor moed. “Ik ben gewend om zonder applaus door het leven te gaan”. Deel 15 in de serie Journalist te koop.
In Amsterdam-West tweehoog achter zijn de vloeren en wanden wit geverfd. De stoelen en het vloerkleed kleuren rood, de piano in de hoek zwart. Gastvrouw Ebru Umar (45), sjaal en een muts in ondefinieerbare pastelkleuren, kan moeilijk stil zitten aan de lange tafel midden in de kamer. Of ze buigt over het bruin tafelblad heen, op mijn verzoek om duidelijk in de opnameapparatuur praten. Of ze werpt haar rug tegen de leuning als ze naar woorden en scherpe formuleringen zoekt.
Als versnapering zijn bakjes klaargezet met chips, nootjes in een suikerlaag en bonbons in de vorm van kleine eitjes. Uitsluitend een keurige opvoeding weerhoudt ons ervan die in één keer helemaal leeg te eten. Ik denk: laten we scherp beginnen.
Je afficheert jezelf op Twitter met: ‘Ik ben te koop zoals iedere columnist en presentator’.
“Ik kan niet liegen. Het komt niet bij me op om iets te verbloemen. Een smoes verzinnen vind ik iets raars. Ja, ik ben te koop. Niet te koop om iets te schrijven wat jij wil. Je kunt me inhuren als je geïnteresseerd bent dat ik voor jou werk.”
Een Afghaan zou zeggen: ‘Ik ben te huur maar niet te koop’.
“Als ze me drie miljoen euro aanbieden om in de Playboy te staan moet je eens kijken hoe lang ik er over nadenk. En in de journalistiek geloof ik het al helemaal niet dat mensen niet te koop zijn.”
Zijn journalisten makkelijk te koop?
“Toen ik voor Metro ging werken was een van de eerste dingen die ik tegen toenmalig hoofdredacteur Jan Dijkgraaf zei: ‘De krant is een product en jij bent de baas van dat product. Als jij vindt dat ik iets schrijf wat jij niet in jouw product wil hebben dan moet je het zeggen’. Het is nooit voorgekomen dat hij iets weigerde, maar hij reageerde toen wel met: ‘We begrijpen elkaar.'”
Dat zegt best veel.
“Door hoofdredacteur van Metro Robert van Brandwijk ben ik wel eens teruggefloten. Ik had een column geschreven met iets als het ‘joodse hakenkruis’, een combinatie die niet echt smaakvol klonk. Al bij het tikken dacht ik: ‘Iedereen gaat hier boos om worden’. Robert belde me om vijf uur op, enkele uren voor het drukken van de krant, en zei: ‘Ebru, het is jouw column. Ik vind het allemaal prima maar ik heb een week lang het CIDI met advocaten achter me aan. Moet dit echt?’ Ik vroeg: ‘Wil je een nieuwe column?’ ‘Jááá gráág’, riep hij. Dus heb ik een nieuwe column geschreven, want het CIDI houdt niet mij maar hem zeven dagen van het werk. Ook zo lullig.”
Maar als Metro een grote advertentie-reeks heeft van Shell en jij schrijft in jouw column: ‘Shell is een rot-onderneming’? Trek je de column dan ook op verzoek terug?
“Dat is een ‘als’-situatie en die heb ik nooit meegemaakt.”
Ligt er ergens een grens?
“Misschien bij: ‘Wat schuift het voor mij als ik het niet doe?’”
Okee. Een hoofdredacteur heeft een hekel aan Theo van Gogh. Jij bewierookt Van Gogh en ze willen die column daarom liever niet plaatsen.
“Dan zeg ik: ‘Ik kom niet in je blaadje’.”
Er ligt dus wel een grens?
“Ja. Die grens is persoonlijk. Als het over Shell gaat en ik kan vanwege centen mijn mening niet uiten dan zou ik vragen: ‘De krant verdient er geld aan, wat krijg ik’? Dan keihard lachen en zeggen: ‘Ik schrijf wel een nieuwe column’. Ik kan namelijk niet temperen, zoals ik niet kan liegen. Ik kan wel iets negeren en iets niet doen. Maar it’s not going to happen dat ik mijn mening over Theo van Gogh ga herzien.”
Hoe hoog is het hek?
“Op een gegeven moment wilde NOVA, de voorloper van Nieuwsuur, een item over mij maken. Een redactrice had een fantastisch plan; mij als meisje dat zich heeft onttrokken aan de islam. Ze zei: ‘We komen naar je toe in Amsterdam-West, dan gaan we shoppen op de Ten Catemarkt en daarna in een burqawinkel in Slotervaart’. Ik zei: ‘Dat meisje ben ik niet. Laten we in Rotterdam de universiteit bezoeken en langs hippe tenten gaan. Dat is mijn wereld’. Toen zei ze: ‘Kijk Ebru, we maken niet over iedereen een portret’. Daarop reageerde ik met: ‘Zoek maar iemand anders’.”
Stoer!
“Gevolg van deze houding is wel dat ik zakelijk mijn eigen ruiten ingooi.”
Dus achter af denk je: ‘Shit had ik maar niet zo’n grote mond gehad?’
“Ik weet dat als ik me anders zou opstellen ontzettend succesvol kon zijn. Gedwee zo van: ‘Matthijs wat ben je geweldig’? Of: ‘Oh Jeroen, je bent top!’. Dan had ik meer boeken verkocht. Meer podia gehad als columnist. Anderen zijn daar veel slimmer in.”
Slim of doortrapt?
“Voor je eigen belangen opkomen vind ik slim. Schrijven is een kutvak qua inkomsten, je verdient er geen drol mee. Dus je moet slim zijn, wil je geld verdienen. Het is wel zo dat ik het stom vind dat mensen met veel minder talent zichzelf beter weten te verkopen. Zo van: ‘Ze willen dat ik een aapje ben dat kan opzitten, dan doe ik dat toch’. Maar dat zegt meer over die mensen dan over mezelf.”
Je bent ook zakenvrouw. Waarom schrijf je dan columns? En interviews?
“Ik ben in hart en nieren een columnist. Ik heb de mazzel dat ik iets mag doen, wat ik kan doen en wat ik leuk vind om te doen; achter een computer zitten en typen. Een column en een interview zijn trouwens twee verschillende disciplines. Bij interviews afnemen vind ik mezelf een soort van hoer.”
Dank je…
“Ga ik je uitleggen. Een column is een gedachtegang. Als ik gefrustreerd raak in het leven om wat er met Nederland gebeurt, is een column een manier om rustig te worden. Maar een interview schrijven voor een publieksblad is een ander persoon een podium geven. Die heeft wat te verkopen, een film, een boek, politiek, what ever. De interviewer is het glijmiddel naar de markt toe. En of ik ze nu interview, of jij ze interviewt of een stagiair, dat boeit ze niet, ze staan in de het blad waar de interviewer voor werkt.”
Columns zijn de journalistiek voorbij?
“Het vak van journalist had ik toen ik begon met schrijven in 2004 hoog zitten. Toen concludeerde ik al snel: journalisten zijn gasten die betaald worden om stomdronken in de kroeg te hangen en af en toe een stuk tikken. Nu denk ik dat vooral mensen die niet kunnen schrijven zich journalist noemen. Ze werken voor het aflossen van een hypotheek. Niet om hun vak zo onafhankelijk mogelijk uit te oefenen. Ze doen niks wat niet des opdrachtgevers is en die wil geld verdienen en denkt aan winstmaximalisatie. De mensen die deugen in de journalistiek, mensen die ik vertrouw, van wie ik wat aanneem, zijn aan de vingers van twee handen te tellen.”
Zie je wel twee soorten journalisten, de avant garde en de bulk?
“In de tv-journalistiek zie ik een duidelijke tweedeling: ‘Wij van de NPO zijn er voor de verheffende mededelingen, wij staan boven alles!’. Dan heb ik het over NOS & Co. Ze bedrijven journalistiek ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Om zichzelf te positioneren, zo van ‘kijk mij eens goed doen’.
“Zo verbaast het mij dat iedereen die zich zorgen maakt over de toestroom van asielzoekers bij de NPO wordt weggezet als een racist. Ik heb gelezen dat Nieuwsuur-presentator Twan Huys zei: ‘Of je heet ze welkom of je ontvangt ze met een gestrekte rechterarm’. Dan denk ik: ‘Je moraliseert terwijl je onafhankelijk hoort te zijn op die plek’. Nog erger is dat weinig mensen doorhebben wat hij doet. Dat velen denken: ‘Inderdaad, de tegenstanders hebben allemaal een gestrekte rechterarm. Dus ze moeten welkom zijn’.”
“Daarnaast heb je de media die de stem van het volk vertegenwoordigen, zoals SBS en Koffietijd-achtigen. Ze hebben meer kijkcijfers, dat zegt misschien niks over de kwaliteit maar wel wat over het bereik en het sentiment onder de bevolking.”
Waarom zijn jouw columns goed? In Libelle-term: wat is jouw geheim?
“De één kan pianospelen. De ander kan balletdansen en de ander kan schrijven. Ik heb de mazzel dat ik heel veel mag schrijven want schrijven is wel iets waar je beter in wordt door het te doen. Je leert dubbelen voorkomen, stopwoordjes gebruiken, schrappen en of een zin loopt.
“Simone van Saarloos in nrc.next bijvoorbeeld schrijft ontzettend slechte columns. Slechter bestaat niet. Als je die hebt gelezen vraag je je af, waar ging het nu over? Bij elke zin denk je: ‘Ik hoop dat ik de volgende zin wel begrijp’. Haha.
“Georgina Verbaan schrijf ook neuzelstukjes maar haar observatievermogen in combinatie met de stijl is gewoon heel erg goed. Haar stukken raken, ontroeren zelfs. Zelf observeer ik niet, maar geef een mening. Maar dat blijkt dan ook weer de observatie te zijn van heel veel mensen, dat is dan weer grappig.”
Wat is jouw streven: de beste columniste zijn van Nederland?
“Ik bén de beste columniste van Nederland! Het feit dat een ander dat moet zeggen voordat je dat bent, is een beetje jammer. Maar ik ben heel gelukkig met mijn eigen overtuiging dat ik de beste ben. Ik zal nooit daarvoor een prijs winnen. Maar ik weet dat ik het ben.”
Ebru vraagt of ik nog een kopje thee wil, staat op en loopt naar de keuken. Ik ben nieuwsgierig wat haar voornaam ‘Ebru’ betekent. Het is een kunstvorm, de gemarmerde pagina die je ziet bij het openslaan van oude gebonden boeken, toont ze even later. Dan wil ik weten waarom ze vorig jaar het tweemaandelijkse blad FAB Magazine heeft gekocht van Sanoma?
“Omdat ik me dood verveelde. Mijn leven bestaat uit drie stukjes in de week typen. Als je dat opklopt ben je er twee dagen mee bezig en blijven vijf dagen over om niks te doen.”
Als Knabbel en Babbel vallen we weer aan op de voederbakjes en bij het roddelen over toppers-en floppers onder de collega’s geeft ze hoofdredacteur Pritt van GeenStijl een pluim. “Wat hij daar de laatste twee jaar is neergezet, nu met GeenPeil, daar heb ik bewondering voor. Hij zit in loondienst, ver weg van De Telegraaf maar uiteindelijk is het wel De Telegraaf die zijn salaris betaalt. En toch is-ie niet bang om te schoppen.”
In Pieter Klein de adjunct-hoofdredacteur van RTL Nieuws is ze daarentegen teleurgesteld. “Hij debatteerde samen met misdaadverslaggever Peter R. de Vries, D66-fractievoorzitter Alexander Pechtold en mij in RTL Late Night over Geert Wilders’ uitspraak ‘minder-minder-Marokannen’. Met mijn mening: ‘Ik heb nooit iemand horen zeggen dat ze meer-meer-Marokannen willen’, deed ik voor de drie heren af als een dwaze xenofoob. Ze zaten daar als één front van ‘JIJ BENT FOUT!’”
De moord op Theo van Gogh in 2004 noemde je een keerpunt. Je schreef toen voor zijn site ‘De gezonde roker’.
“Ik ben een gelukskind. Tot mij 34ste heb ik geen slechte dingen meegemaakt. Mijn ouders leven nog, ik heb een goeie opleiding, bedrijfskunde, en ik ben gezond. En dan een moord op iemand waar je dichtbij staat. De urn van Theo zag ik op de vensterbank staan. Ik weet dat ik alleen kon denken: ‘Theo was zo’n grote man en daar was dit (ze pakt een anderhalve liter fles Spa water op tafel) van over’.
“Ik ben daarna een jaar depressief geweest. Echt depressief. Mijn spot en humor was ik kwijt. Toen in die tijd een Surinaamse vrouw een Marokkaanse tasjesdief doodreed, dacht ik net als iedereen: ‘mooi zo’. Maar mijn zus zei: ‘Er moet wel een proces komen, want er is iemand dood’. Zo erg was ik geradicaliseerd.”
Dat slijt niet?
“Als iemand iets naar me roept, veelal een Marokkaan, en ik versta het niet, doe ik altijd of het iets aardigs is. Dus zeg ik ‘doei en dag’. Maar als het onaardig is, en ik hoor het, dan ga ik er met mijn één meter zestig op af. Dat gebeurt steeds vaker. Ik vind het daarom altijd heel fijn om in Rotterdam te zijn want daar heb je niet van die rare Marokkanen. Rotterdam is een Turkenstad. Amsterdam is een Marokkanenstad.”
Wat is de meerwaarde van migranten onder columnisten?
“Dat ieder volksdeel vertegenwoordigd moet zijn in het columnistenvak vind ik onzin. Maar zoals een bedrijf waar mannen en vrouwen werken beter functioneert dan een bedrijf waar alleen maar mannen werken, ben ik er van overtuigd dat een redactie met een afspiegeling van de samenleving beter is. Ik ben echt anders dan mijn Hollandse vriendinnetjes. Er is reuring. Je blik wordt wijder. Een beetje anders is heel goed.”
Toch vreemd dat je grootste criticasters juist migrantencolumnisten zijn. Hassnae Bouzza verwijt jou ‘racistisch gezwatel’. Mano Bouzamour zegt dat je ‘een slag in rondte’ lult.
“Hassnae heeft iets tegen mij. Vind ik schattig dat zo’n meisje zich druk over mij maakt. Doe ik toch iets goeds. Mano Bouzamour is een product van uitgeverij Prometheus. Die lieden daar zijn heel goed in marketing en denken: ‘We hebben een Marokkaan van de maand nodig’. Ze hebben links met Het Parool en dan is het: ‘Een column is goed voor de verkoop van zijn boeken’. Handjeklap. Niet omdat hij het kan, maar omdat hij Marokkaan is. Vorig jaar hadden ze een criminele Turk die in de gevangenis Louis-Ferdinand Céline heeft leren lezen. Kijk, dát is racistisch. Je moet een Turkse crimineel aannemen als je ook een Hollandse crimineel aanneemt, die net zo slecht schrijft.”
Er bestaat weinig solidariteit tussen de migranten-columnisten.
“Waarom zou die er moeten zijn? Jij bent het toch ook niet altijd eens met alle grote, kale mannen op de redactie? Ik ben trouwens geen migrantencolumnist. ik ben een migrantenkind-columnist. De reden dat ik niet gepromoot word, is omdat ik goeie columns schrijf maar niet de model-allochtoon ben waarmee ze kunnen dwepen. Iemand die: (zware stem) ‘Dank je wel. Ik ben je zo dankbaar,’ zegt. Ik toon mijn middelvinger. En ik ben goed omdat mijn columns goed zijn, niet omdat ik dankbaar ben tegenover iemand die zichzelf belangrijk vindt omdat ie een tv-programma presenteert.”
Wat is je krachtigste zin ooit?
“Oei. Een maand geleden schreef ik een column en dacht dit is misschien mijn beste column ooit. Over het verschil tussen gelukzoekers en vluchtelingen. Dat er altijd gelukzoekers zullen zijn. En hoe het is om een kind te zijn van gelukzoekers. NRC Handelsblad weigerde ‘m. Toen dacht ik: ‘Dan stoppen we m toch lekker in de Metro’. Maar daarna schreef ik een column voor GeenStijl over het verdronken Syrische jongetje Alan en zijn vader. Ook erg goed. En daarna een column over de hypocrisie jegens Elsevier toen dat blad bekendmaakte wie er achter die vader schuilde. Alles van mij is goed, maar niet alles heeft dezelfde kwaliteit. Dus ik kan het niet zeggen. Maar ik kan wel af en toe iets nalezen en denken: ‘Yes, wat heb ik dat goed opgeschreven!’”
Loopt door al jouw columns een rode draad?
“Nee.”
Je bent dus misbaar?
“Ik ben net zo misbaar als jij dat bent.”
Ik ben onmisbaar. Als ik de onderzoeken niet had gedaan naar oorlogsmisdadigers als Frans van Anraat en de schietincidenten in Irak en Afghanistan niet had onderzocht, was het nooit gedaan.
“Datzelfde geldt voor mij. Ik schrijf in iedere column een zin die nog nooit eerder is geschreven en al mijn columns doen er allemaal toe. Maar als ik morgen er niet meer ben dan huilt mijn moeder een week, daarna gaat iedereen weer over tot de orde van de dag. Dan komt er een herschikking.”
Maar je hebt toch wel een boodschap?
“Ik heb geen boodschap. Ik sta heel cynisch in het leven. Als ik morgen dood ga, zal er van alles om me heen gebeuren over mij en ik zal van boven spugen om die mensen. Want dan besta ik opeens wel.”
Je bent de Willem Ruis van de columnistiek, erkenning komt na de dood?
“Daar geloof ik erg in, dat is erg Nederlands. Maar dat wil niet zeggen dat wat ik doe slecht is. Maar het leidt tot niks, behalve dan dat ik er gelukkiger van word.’
Emotioneert jou de miskenning?
“Nee.”
Dat is geen façade?
”Nee.”
Is bevestiging niet belangrijk voor een columnist?
“Applaus is voor iedereen belangrijk. Ik ben gewend om zonder applaus door het leven te gaan. Sinds ik aan FAB-Magazine met uitgever Sandy Wenderhold werk, krijg ik alleen maar complimenten. Dat is een nieuwe wereld die voor me open gaat.”
Wie is jouw doelgroep?
“De gemiddelde vrouw van Nederland voor Libelle, hoogopgeleide jongeren voor GeenStijl en werkende mensen die gebruik maken van het openbaar vervoer voor Metro. Fijn aan mijn podia is dat het allemaal slimme mensen zijn.”
Voor welk blad zou je nooit een column willen schrijven?
“Ik ga nooit meer in Het Parool staan. Mano Bouzamour heeft me in zijn column dood gewenst. Dat je als hoofdredactie dat toestaat, vind ik al niet kunnen. Maar Het Parool had eerst een tweet rondgestuurd met daarin ‘Ebru zou naar een festival moeten gaan’. Want daar was net een Antilliaan overleden na een nekklem van de politie. Vervolgens veranderde Het Parool die tweet. Toen werd ik pas echt boos. Je mag me doodwensen, maar sta er dan ook achter!”
In 2006 kreeg je een slag in het gezicht. In 2013 deed je aangifte voor 2.000 beledigingen en bedreigingen via internet en Twitter. Zoiets heeft vast invloed op je schrijven?
“Het gaf stof voor een hilarisch stuk. Ik wist niet dat er zoveel manieren waren om mij te doden, te verkrachten en aan te randen. Vervolgens werd ik gebeld door de politie die zei dat ik aangifte moest doen. Dat heeft drie uur gekost en niks opgeleverd.”
Ik bedoel: Misschien word je door de druk van de beledigingen wat voorzichtiger in je woordgebruik?
“Nee, niet. Tot groot verdriet van mijn moeder. Die heeft er slapeloze nachten van. Het zijn wel altijd Marokkanen. Online heel veel Turken. Ook autochtonen die zeggen over mijn kritiek: ‘Nou, je kunt ook oprotten als je al die vluchtelingen hier niet wil.’ Dan denk ik als ik moet oprotten moeten al die blanke Nederlanders dan ook oprotten die tegen vluchtelingen zijn? Het zijn vervelende opmerkingen maar ik vind het ook weer fijn om ze terug te pesten. Vooral als ik me verveel.”
Zie je de aanvallen ook als een bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting?
“Nee, maar mijn zwakte is wel dat ik risico niet incalculeer. Dat ik het effect van mijn woorden niet besef.”
Heb jij het idee dat je er minder bij stilstaat dan anderen?
“Ik heb ook wel eens geschreven dat ik Halina Reijn een huppelkut vind. Mijn kringen vonden het fantastisch maar de Grachtengordel vond dat je Halina niet mocht aanvallen. Halina is een topwijf. Als Jan Mulder die column had geschreven, dan was dat een topman geweest die een column over een zeikwijf had geschreven. Maar nu verwacht men vrouwelijke solidariteit met een hysterica.”
Maar die Halina zal jou niet in elkaar slaan.
“Wat ik wil zeggen is dat de reacties daarop om te huilen zijn. Dat zijn politiek correcte reacties van mensen die je fantastisch vinden zolang je Marokkanen de grond inschrijf. Maar als je Halina de grond inschrijft, dan heb je afgedaan. Dat vind ik pas fout.”
Ooit gevraagd voor de AIVD? Om te vertellen wie je allemaal ontmoet?
“Nee. Ik ben niet interessant. Ik ben een vrouw. Van allochtone afkomst. En ik ben te eerlijk. Ik zou er meteen er een column over schrijven. Tenzij ze me heel veel geld bieden. Dan wil er wel over nadenken.”
Voor je nieuwe vaderland wil je dat toch wel doen? Er wordt stevig geronseld onder migranten.
“Echt waar? Ik denk dat ze mij niet vertrouwen. Terecht. Mijn loyaliteit is nooit aan de hiërarchie.”
Je bent een rechtse bitch met humor, volgens de Volkskrant in 2004.
“Dat is aardig complimenteus. Volkskrant & Co dachten na de moord op van Gogh: ‘Die Umar, she will fade away‘. NRC-chef Hans Nijenhuis zei pas geleden tegen mij: ‘Je hebt een goed pennetje’. Toen voelde ik me wel beledigd. Ik schrijf al tien jaar, anders hou je dat niet vol.”
Andere stelling: Zonder serieuze journalistiek gaat Nederland aan naïviteit ten onder. Je bent belangrijk als actieve immunisatie tegen de krankzinnigheid van de Nederlandse samenleving.
“Ik ben totaal niet belangrijk. A nobody. De fout die de journalisten maken is zichzelf serieus nemen. Je bent net zo belangrijk als het medium waarin je publiceert. Als Metro me er morgen uitdondert, ben ik weg. En Metro bestaat nog.”
Stan van Houcke:(14): ‘Aankomende journalisten raad ik aan: lees geen kranten’
Martin Visser: (13): ‘De journalist vormt het grootste gevaar voor een vrije en onafhankelijke pers’
Rudie van Meurs (12): ‘Echte journalisten zijn slechte spionnen’
Gertjan van Beijnum (11): ‘Wij van Kleintje Muurkrant hebben schijt aan alles’
Max Pam (10): ‘De Nederlandse journalistiek heeft haar eigen graf gegraven’
Xandra Schutte (9): ‘De journalistiek is een hele grote hoer geworden’
Joost Niemöller (8) ‘Mensen geloven journalisten niet meer dat vind ik bemoedigend’
Annabel Nanninga (7) ‘Die Aaf Brandt Corstius is de oermoeder van wezenloze meisjesproza’
Theodor Holman (6) ’60-70 procent van de Nederlandse journalisten had een ander vak moeten kiezen’
Alexander Müninnghoff (5) ‘De BVD vroeg me wel eens: ‘Ben je nog iemand tegengekomen.’?’
Joris Luyendijk (4) ‘Die eerste verslagen over Afghanistan daar viel je bek van open’
H.J.A. Hofland (3) ‘Je kunt niemand meer vertrouwen’
Derk Jan Eppink (2) ‘Onafhankelijkheid is het kapitaal van de journalist’
Udo Ulfkotte (1) ‘We waren door en door corrupt’