Van de krankzinnige familiegeschiedenis De Stamhouder van Alexander Münninghoff (1944) leer je meer en is (dus) veel relevanter dan pakweg Kapitaal in de 21e eeuw van Thomas Piketty waarmee de Tweede Kamer en nieuw-links wegliepen. Veel spannender ook.
En Münninghoff krijgt er de Libris Geschiedenis Prijs 2015 voor. De jury onder leiding van ex-VNO-chef Bernard Wientjes noemt het boek bondig ‘overrompelend, meeslepend en uitstekend geschreven’. Münninghoff verdient die eeuwige eer en 20.000 euro.
De stamhouder is de geschiedenis van een familie heen en weer geslingerd tussen Oost en West en tussen oorlogen. Vooral de Tweede Wereldoorlog die wij lange tijd beschouwden als een periode van goed en kwaad. Münninghoff toont niet enkel de vele schakeringen, maar ook hoe gebeurtenissen, ervaringen, verhoudingen en bizarre details leiden tot de keuzes die wij later graag eenvoudig beoordelen als goed of fout. Dat leer je van dit geweldige boek.
De ‘grote geschiedenis’ van de 21e eeuw vormt het decor van drie generaties Münninghoff, van een rijk leven in Letland tot aan bizarre verwikkelingen in Nederland en elders.
Grootmoeder Münninghof was een Russische gravin, die tot haar 18e bij familie in Londen woonde. Ze weigerde, aldus het boek, om hofdame bij de tsaar te worden en verkoos de verpleging van gewonden in de Eerste Wereldoorlog. Eenmaal getrouwd genoot ze van de weelde en meer dan eens trok ze met vriendinnen naar een of ander Europees luxeoord om de bloemetjes buiten te zetten. Kinderen of niet.
De Nederlandse opa Münninghof (‘Oude heer’), de held van dit epos, werd door opportunistisch manoeuvreren met de machthebbers in Letland aldaar een steenrijke industrieel en invloedrijk man. Een ‘ware katholiek’ ook.
Vader Frans Münninghof maakt een vrij liefdeloze jeugd door waarin opa hem op 11-jarige leeftijd vanuit Letland naar een klooster bij Tilburg stuurt terwijl hij nauwelijks Nederlands spreekt.
De Tweede Wereldoorlog noopt opa tot terugkeer naar Nederland. De achtergelaten bedrijven en landgoederen, in handen gevallen van de Bolsjwieken, wil Frans graag terug hebben. Hij sluit zich daarom, en uit rechtgeaarde sympathie, aan bij de Waffen-SS om tegen de Stalin-Rusland te vechten, pas twintig jaar oud.
Münninghof zelf wordt geboren in 1944 in de (toen) Duitse stad Posen (later: Poznan) en blijft enig kind van Frans en de Baltische Wera. Alexander woont tot 1950 bij opa in Voorburg. Als kleuter vindt hij de verborgen SS-helm van vader, komt ermee de kamer in gelopen tot ontsteltenis van de familie die het aandenken afneemt en verdergaat. Maar het boek heeft z’n anekdote als begin.
Moeder Wera ontvoert Alexander naar Duitsland, hij wordt teruggehaald. Moeder laat 18 jaar niets van zich horen, maar zag haar voogdij bedreigd door rechtszaken van opa en moest Nederland verlaten. Ze was geboren in een rijke familie, leefde arm in Duitsland, maar later volgt hereniging met vader Frans.
Opa koos de ‘goede’ kant door voor de geallieerden te gaan spioneren, onderneemt succesvol, maar maakt ondertussen nog gebruik van de positie van zijn zoon waar dat de handel ten goede komt. En verdient later goed geld aan de wederopbouw.
Dankzij de invloeden en babbel van opa ontloopt Frans na de oorlog in Nederland het grootste deel van zijn straf. Het zijn maar een paar hoofdlijnen van dit geweldige familieverhaal, dat ook nog wat ooms behelst.
Of opa nu zoveel beter was dan zijn collaborerende zoon? Dat oordeel laat Münninghoff aan de lezer, hij spaart geen van beiden maar heeft de meeste hekel aan z’n pa. Münninghof is betrokken historicus en journalist, die decennia nodig had om distantie tot zijn onderwerp te creëren. ‘Meeslepend’ is een cliché voor dit boek, het is miraculeus. Deels oncontroleerbaar ook, maar historische gebeurtenissen op kleine schaal beklijven meer in persoonlijke beelden en overlevering dan in schriftelijke, verifieerbare bronnen.
En niet te vergeten is De stamhouder doorspekt met nimmer afwezige onderkoelde humor, wellicht om de tragiek en het achteraf nog pijnlijker bizarre gesjoemel in de familie draaglijk te maken. Ik las het in vrijwel één adem uit gedurende een korte (familie)vakantie op Terschelling. De schrijver en zijn vrouw verloren ‘overigens’ zelf drie kinderen, maar dat werd ‘te veel’ voor dit boek.
Münninghof studeerde slavistiek aan de Universiteit van Leiden, en werd een fantastische Ruslandcorrespondent en de beste journalist van de Haagsche Courant. Later paste hij ervaring en wijsheid toe in verslaggeving over oorlogen tussen Iran en Irak en in Libanon, Cambodja, El Salvador en Joegoslavië. Als schaakliefhebber schreef hij boeken over de schakers Bobby Fischer, Max Euwe en Hein Donner.
Münninghoff was enige tijd m’n mysterieuze collega bij Sijthoff Pers – werkte ook voor de inlichtingendienst – en voorbeeld toen ik op goed geluk naar Oost-Europa trok. Daar waar de geschiedenis zo veel meer voelbaar was dan hier.
Hopelijk draagt De stamhouder bij aan wat meer historisch besef, relativering en levenskunst in dit landje als we proberen een weg te vinden in de hedendaagse geschiedenis. Bovenal is het gewoon een heerlijk boek.