Terwijl de meeste mensen druk bezig zijn hun leven op orde te krijgen, omarmt Bob Dylan de ‘chaos’. In het mechanisme van de popindustrie, waarin alles volgens het boekje gebeurt, is de zanger tot op de dag van vandaag niet geïnteresseerd. Artiest brengt album uit, gaat op tournee, speelt nummers van de plaat exact na, ad infinitum. Bob Dylan verwonderde zich hier in de jaren zestig al over, toen alles nog moest beginnen: “De meeste artiesten probeerden zichzelf over te brengen in plaats van het liedje, maar daar gaf ik niet om. Het ging mij erom het liedje over te brengen.” Songs die in de studio tot stand komen zijn wat hem betreft allesbehalve de definitieve versies.
Wie de moeite neemt zich te verdiepen in het overbrengen van die liedjes raakt langzaam maar zeker verzeild in de ogenschijnlijke ‘chaos’ van de Dylancontext; een labyrint waarin de uitgang steeds verder uit het zicht raakt. Hoe dieper je in zijn oeuvre duikt hoe vreemder en ondoorgrondelijker het wordt. Dat zit ‘m met name in de teksten die bol staan van cynische of droge humor, afgewisseld met associatief gedachteproza en beelden vol ongrijpbare betekenissen. Dylan heeft gewoon elk hokje dat we voor hem hebben bedacht keihard voor onze neus dicht gesmeten. Sindsdien zijn we op zoek naar de sleutel in de hoop de man en zijn werk alsnog te kunnen duiden. Want bij herbeluistering van zijn albums blijkt het vaak toch net weer even anders te zijn, zeker wanneer het gaat om het interpreteren van teksten, of al dan niet verborgen verwijzingen naar aloude blues- en folkmuziek. Voor wie er oor en oog voor heeft is de beloning echter van een ongekende reikwijdte. “How many roads must a man walk down” inderdaad.
Bijna geruststellend is de constatering dat Bob Dylan soms ook gewoon de verloren liefde bezingt. Met een stem vol spijt beseffen dat het nooit meer goed komt. Wat rest in een liedje als If You See Her, Say Hello is vergeefse hoop op een denkbeeldig iemand die zijn handreiking op afstand aan de vergane liefde doorgeeft. Veel vrolijker wordt het er bepaald niet op in een latere song als Not Dark Yet. Laten we de volgende strofe eens onder de loep nemen.
Shadows are falling and I’ve been here all day
It’s too hot to sleep, time is running away
Feel like my soul has turned into steel
I’ve still got the scars that the sun didn’t heal
There’s not even room enough to be anywhere
It’s not dark yet, but it’s getting there
Typisch Dylan. Na het opsommen en observeren volgt een kille constatering. Met name de voorlaatste zin is cryptisch: “er is gewoon geen ruimte om overal te zijn.” Geen wonder dat menigeen op zoek gaat naar betekenis van de Dylancanon. Professor-essayist Greil Marcus publiceerde zelfs een volledig boek over één enkel nummer (Like A Rolling Stone). De zanger zelf noemt in zijn semi-autobiografische Chronicles een andere song als inspiratie en voorbeeld. Liefst vier pagina’s wijdt hij aan Bertolt Brechts Seeräuber Jenny (Pirate Jenny). “Het was de vorm, de associatie van vrije verzen, de structuur en het negeren van de zekerheid van de bekende melodische patronen die er voor zorgden dat het zo ernstig en op het scherpst van de snede was.” Wie de tekst van Brechts klassieker erop naleest, herkent Dylans schrijfstijl. Het had zomaar een nummer van hemzelf kunnen zijn.
Niet alleen media en fans worstelen met de albums die Bob Dylan bij voorkeur in een zucht en vloek opneemt. Spontaniteit blijkt belangrijker dan het streven naar geluidstechnische perfectie. Pas in de studio ontdekken ingehuurde muzikanten aan de hand van aanwijzingen ter plekke en spelenderwijs hoe een compositie uitgevoerd dient te worden. Dat ter plekke moeten we letterlijk nemen. Hup, alle muzikanten live spelend in één ruimte, blijkt zijn ideale manier van opnemen. Een album wordt vrijwel volledig in de studio bedacht en ‘gecomponeerd’.
Terwijl diezelfde muzikanten bezig zijn met het stemmen van hun instrumenten, gaat meneer de componist doodleuk teksten aanpassen of herschrijven. Zelfs bij doorgewinterde studiomusici wekt dit telkens weer verbazing. Neem de gekende veteraan Jim Dickinson over zijn deelname aan het album Time Out Of Mind: “Zaten we te kort bij een arrangement, dan veranderde hij opeens het tempo en de toonaard drastisch.” Dickinson is toch wel wat gewend zou je zeggen. In het verleden werkte hij met de Rolling Stones en Aretha Franklin. Producer Daniel Lanois vult Dickinsons verwondering aan: “Op het laatste moment, zonder enige waarschuwing en terwijl de opnameknop is ingedrukt. De muzikanten bekijken mekaar, proberen te volgen en dan zegt Bob: ‘dat was het.’ Dat is zeker bij de helft van de nummers op deze plaat gebeurt.”
Er is nóg een Bob Dylan om rekening mee te houden. Die van het podium. “Ik moest en zou voor mensen spelen, en dat de hele tijd. Je zou kunnen zeggen dat ik in het openbaar oefende en dat mijn hele leven werd wat ik beoefende”. Beslist niet de plek om zoals gebruikelijk in de popmuziek een album op sleeptouw te nemen. Laat staan dat deze rebel tegen routine zich bezighoudt met zoiets als publieksparticipatie. Een bedankje aan zijn fans tijdens een concert kan er zelden van af. Het meest opmerkelijke is echter dat hij tijdens live optredens de songs laat klinken alsof je plots een in de vergetelheid geraakte oude liefde tegen het lijf loopt. Luister maar eens naar de versies van Like A Rolling Stone, zijn beroemdste nummer nota bene: ziedend (Live 1966, The Bootleg Series); uitgelaten (Before The Flood, 1974); belegen, want met koortje en saxofoon (!) (At Budokan, 1978); kont tegen de krib (MTV Unplugged 1995). Deze variaties in interpretatie herinneren amper nog aan de oorspronkelijke liefde, toen Dylan de tekst ervan verder uitwerkte in een kamertje boven Café Espresso in het stadje Woodstock, terwijl fotomodel Sara Lownds (later mevrouw Dylan) door zijn coupe ravage woelde.
Soms duurt het jaren om zijn albums te kunnen doorgronden. In 1978 had iedereen het maar druk met punk en opkomende sturmunddrang bandjes. Toen in datzelfde jaar Street Legal verscheen werd het album, ondanks het enorme verkoopsucces, door de Amerikaanse pers vrijwel unaniem neergesabeld. Wie de plaat opnieuw hoort, losgezongen van tijd en momentum, hoort hoe vanonder de sierlijk gewelfde melodieën teksten onheil herbergen en de onderliggende sfeer donkerbewolkt is, om niet te zeggen grimmig. Dylan heeft altijd moeite gehad met zijn status als beroemdheid. Dat werd nog eens verergerd toen hij in die tijd verzeild raakte in een turbulente vechtscheiding met Lownds. Met zijn typische intonatie legt hij onmiskenbaar een zekere tragiek in alleen al het opsommen van de woorden “loneliness, tenderness, high society, notoriety”. Je wéét misschien niet wat hij precies bedoelt, maar je voelt het wel. Op vragen die hij gaandeweg het album – aan zichzelf? – stelt krijgt hij hooguit antwoord van gospelkoortjes. Min of meer een voorbode voor de religieus getinte albums die zouden volgen. Dat had toch ook niemand zien aankomen toen: de eigenzinnige vrijheidsdenker aan de ketting van het geloof. Hierna volgde een artistieke dwaling die hem bijna de hele jaren tachtig in zijn greep zou houden.
Ondanks de hardnekkige aanname reflecteert de “song and dance man” in zijn werk geen enkele politieke stroming of ideologie. Weliswaar claimde gedurende de eerste helft van de jaren zestig de Amerikaanse folkbeweging hem als spreekbuis, maar Dylan zag dat toch duidelijk anders. Hij beschouwde zichzelf allerminst als de protestzanger die velen in hem wilden zien. Natuurlijk refereerde hij aan sociaalmaatschappelijke (Amerikaanse) thema’s, waaronder het racisme jegens Afro-Amerikanen (The Lonesome Death Of Hattie Carroll). Maar in feite is het engagement slechts sluimerend aanwezig; achteraf gezien een voetnoot binnen zijn bijna vijfhonderd songs tellende oeuvre.
Steeds meer goed gedocumenteerde boeken tonen aan dat hij met name de laatste decennia opzichtig refereert aan een van zijn grootste inspiratiebronnen: de roots van de traditionele Amerikaanse muziek. Zijn werk bevat talloze verwijzingen en citaten uit de country, folk en blues uit de jaren twintig en dertig; eenduidig, maar evengoed gehuld in flarden teksten of melodieën. Love & Theft (2001) is je reinste eerbetoon aan Charley Patton, ‘de vader van de Deltablues’.
Op zijn laatste album Shadows In The Night (2015) voert hij songs uit van verschillende componisten. Saillant detail: op het album horen we vooral de zánger Bob Dylan. Zijn ode aan Frank Sinatra zingt hij zonder de van hem bekende stembuigingen per zin of woord. Het gaat hem behoorlijk goed af, zij het met nu en dan breekbare stem. “It is not crooning. It is suspense”, volgens het magazine Rolling Stone.
De mare dat we eigenlijk niet zo gek veel weten over de man en zijn artistieke beweegredenen is al net zo onbuigzaam als zijn oeuvre. Geen wonder. Hij kan zomaar op de proppen komen met een plaat vol stokoude hymnes, in de volksmond ook wel genoemd kerstliedjes. Nadat hij ooit het christelijke geloof predikte, duikt hij jaren later op in een reclame voor lingeriemerk Victoria’s Secret. En voor een yoghurtcommercial staat hij schouderophalend de rechten af van de hit I Want You. Voer voor verbazing en toenemend mysterie bij media en fans natuurlijk. Dat is ook de oude meester niet ontgaan. Tien jaar geleden besluit hij stukje bij beetje de sluier te lichten. Allereerst via Chronicles, zijn schitterend geschreven constructie of misschien wel deconstructie van de artiest Bob Dylan. Dan is er opeens de documentaire No Direction Home waarin hijzelf uitgebreid aan het woord komt. In de weliswaar weinige interviews die hij sindsdien geeft, spreekt hij steeds ruimhartig en verhelderend. Onlangs wist computergigant IBM hem te strikken voor een grappig reclamefilmpje. Na een gesprekje met een hypermodern beeldscherm voor speciale tekst- en taalsoftware, merkt Dylan gevat op: “Maybe we should write a song together.”
De muziekliefhebber én kenner in hem bloeit helemaal op tijdens het radioprogramma dat hij vanaf 2006 presenteert. In Theme Time Radio Hour laat Dylan ons met anekdotes en veel gevoel voor humor kennismaken met liedjes uit een ver of minder ver verleden. Een enkele keer begint hij puur uit enthousiasme vanachter de microfoon spontaan een deuntje te zingen. Enfin, hij verklapte het eigenlijk al eerder, min of meer: “people can learn everything about me through my songs.” Om er licht spottend aan toe te voegen: “if they know where to look.”
Dat is nog niet alles. Tijdens een uitreiking van de MusiCares Person of The Year begin 2015, geeft hij een toespraak die een half uur in beslag neemt. De bard op leeftijd heeft zich voorgenomen om onder het motto ik ben ook maar een mens voor eens en altijd een en ander recht te zetten. Omdat hij vervolgens zo nadrukkelijk misverstanden en mythes onderuit haalt, zou deze speech weleens kunnen uitgroeien tot een toespraak van historisch belang. Dylan blijkt het zich namelijk nogal aan te trekken wat collegamuzikanten van hem vinden, van critici en de recensies die ze over hem schrijven. Veel is altijd te doen geweest over die markante stem van hem. Waarom moeten ze altijd mij hebben vraagt hij zich bijna verongelijkt af, en niet Tom Waits of Leonard Cohen? De volledige speech kortom, lijkt Dylans inaugurele rede om definitief toe te treden tot ons gewone stervelingen. Wordt de Dylanmythe stukje bij beetje ingehaald door een bijna ontnuchterende werkelijkheid?
Rest voor lezers die zich alsnog willen wagen aan ‘s mans immense oeuvre, de vraag waar te beginnen? Met welk album? Met welke Bob Dylan? Volgens sommigen beginnen de jaren zestig met Highway 61 Revisited. Alles wat op die plaat is te horen was nooit eerder te horen. Andere mogelijkheid is het levenslustige New Morning. Alsof Dylan je toewuift vanaf zijn plattelandsranch. Meteen maar het diepe in met het complexe Blonde On Blonde? Of Desire, waarop hij met zijn begeleidingsband er uitgelaten en met hartstochtelijk venijn op los speelt.
Wellicht is de verzamelaar Side Tracks de beste introductie. Oud en recent materiaal, chronologisch en in variaties die afwijken (daar heb je ‘m weer), maar hoe dan ook vergeven van prachtige uitvoeringen. Series Of Dreams bijvoorbeeld, waarin Dylan zichzelf weerspiegelt in meerdere wensdromen waarin conclusies worden afgewisseld met ontkenningen. “And there is no exit in any direction, ‘cept the one that you can’t see with your eyes”. Inderdaad. Er is geen ruimte om overal te zijn.