Mag De Kracht met mij zijn

02-11-2015 17:34

Update: inzenders zijn bekend: Anton Dautzenberg en Joris van Casteren zijn de literaire belhamels in kwestie.

Screen Shot 2015-11-03 at 12.28.56 Screen Shot 2015-11-03 at 12.27.59

 

Update: de échte Joost de Vries mailde ons dat hij onderstaand artikel niet heeft ingezonden, laat staan geschreven. Althans, we gaan er maar vanuit dat de échte Joost de Vries ons mailde en dat een nep-Joost de Vries onderstaand, verder prima, artikel instuurde.

Wie het dan instuurde? Goede vraag. Thómese zelf? Een Groene-redacteur? Toch Joost de Vries? Luke Skywalker? Propria Cures?

Wie het weet mag het zeggen.

We laten voor het gemak onderstaand artikel maar staan, wellicht zijn er onder u lieden die zo diep in literaire kringen verkeren dat zij ons op het spoor van de Ware Schrijver kunnen zetten. Of er op z’n minst om kunnen lachen.

Verder onze excuses: we zullen nooit meer zomaar aannemen dat iemand die mailt onder een naam ook daadwerkelijk die persoon is. Voorzover dat mogelijk danwel niet ondoenlijk is.

 

 

Schrijver Joost de Vries kreeg harde kritiek te verduren op zijn pleidooi in de Groene Amsterdammer voor minder ironie en meer oprechtheid in de literatuur.  beschuldigde hem ervan een vorm van ‘totalitarisme’ in te willen voeren in de letteren. De Vries legt uit waarom dat wat hem betreft geen gekke gedachte is.

 

Allereerst een bekentenis: als jongen keek ik urenlang naar Battlestar Galactica en Star WarsStar Trek vond ik niet intelligent genoeg. Op luitenant Starbuck en kapitein Apollo raakte ik rond mijn vijftiende uitgekeken, Star Wars, daarentegen, is mij altijd blijven fascineren; niet verbazingwekkend dus dat ik net als miljoenen andere liefhebbers reikhalzend uitzie naar de verschijning van het langverwachte zevende deel, The Force Awakens.

Wat dit met literatuur heeft te maken? Alles en ook niets. Wanneer we de literatuur definiëren als hoogsteigen plek, speeltuin der verbeelding, of noem eens een cliché dat in afgelopen eeuwen is gebruikt om dit domein te definiëren, wordt door schrijvers bijna altijd gesteld dat dit intellectuele walhalla het best zou gedijen bij een vorm van onbezorgde betekenisloosheid. Bij een allesverzengende relativering.

Final vocabulary

In mijn essaybundel Vechtmemoires (2014) heb ik, zoals mijn collega P.F. Thomése aanstipte in onze briefwisseling in De Groene inderdaad die betekenisloosheid hardhandig aan de kaak willen stellen. Want wie zich maar blijft verschuilen achter een niets vlakt per slot van rekening niets minder dan zichzelf uit, waarmee op lange termijn de literatuur zichzelf overbodig maakt en opheft; een stadium dat deels al is aangebroken.

‘We leven niet langer in een galaxy far, far away, maar in een dystopisch hiernumaals’

Dit stadium, noem het melting literature, bedient zich van een final vocabulary, een eindtaal met ironie als enig schamel bezit. In plaats daarvan pleit ik voor een intelligente literatuur die op lange termijn redding biedt: want we weten allemaal dat de wereld aan het vergaan is, de poolkappen smelten harder dan ooit, andere delen van de aarde worden heter en heter, en een schrijver kan daar niet langer lacherig, (zelf)ironiserend en nietserig over blijven doen. De klimaatverandering veroorzaakt straks een immigratiegolf die zijn weerga niet kent, Nederland zal veranderen in Oranje, het dorp bedoel ik.

Ontmaskering

Een van de indrukwekkendste Star Wars-scènes, episode 5, The Empire strikes back, is wanneer Luke Skywalker zijn aartsvijand Darth Vader met het bekende lichtzwaard naar de afgebroken rand van de wing star fighter dringt en het vaak geciteerde “Your thoughts betray you, Father,” uitspreekt. “I feel the good in you, the conflict.”
Eenmaal verslagen smeekt Darth Vader, die zoals de kenners weten Luke’s vader Anakin is, hem het gemene masker af te trekken, teneinde hem, zijn zoon, met zijn echte ogen te kunnen zien.

Tijdens het schrijven denk ik vaak aan deze scène; in wezen is het proza dat ik voorsta eenzelfde vorm van ontmaskering: de vrijblijvendheid wegrukken teneinde een dieper zien en weten mogelijk te maken. Onze wereld heeft alleen maar benefits bij een literatuur waar regels gelden, waar overzicht en duidelijkheid heerst om de postpostmoderne chaos die bezit heeft genomen van onze hersens tot kalmte te manen.

Ook de literatuur is verworden tot een slagveld waarop de schrijvers elkaar als battle droids bekämpfen, met pennen als lightsabers vechten ze elkaar als pseudo-Jedi-knights de tent uit en dingen daarmee naar een plek in DWDD. Net zoals de lössachtige ondergrond bij Waterloo Napoleon de das omdeed – het regende dagenlang cats and dogs – zo zal het met schimpscheuten en sarcasme begierde literaire landschap de ondergang van de schrijver bespoedigen; ik schrijf bespoedigen, want het finale oordeel is waarschijnlijk al lang geveld, conditio sin qua non. We leven niet langer in een galaxy far, far away, maar in een dystopisch hiernumaals waar relativering als een religie 4.0 de beeldschermen en -schermpjes laat vollopen met metawitzen.

Ironiseren van literatuur

Ik weet nog goed dat ik vroeger in de bioscoopzaal piew piew riep wanneer Chewbacca een stormtrooper neerknalde. Niet dat ik me nu daarvoor schaam, shame is a wasted emotion, maar ik zie inmiddels wel in dat het ironiseren van geweld rechtstreeks kan leiden tot het ironiseren van literatuur, en daarmee van het leven.

Eem voorbeeld. In Attack of the clones probeert Elan Sleazebaggano harddrugs te verkopen aan Obi-Wan Kenobi. De kleine Joost wilde dus ook een keertje heroïne proberen, een verlangen dat Simon Vinkenoog en Aldous Huxley met hun complete oeuvre – ik was er als lezer vroeg bij – niet hadden opgeroepen. Sterker nog, Vinkenoog en Huxley hielden zich verre van ironie, waardoor hun pro-drugs proza juist stopborden en uitroeptekens evoceerde. Hun ironieloze literatuur heeft mij ervan weerhouden met drugs te gaan experimenteren, ondanks Elan Sleazebaggano.

Ondermijnende ironie van babyboomschrijvers

Frans Thomése zal dit niet begrijpen, het virus van de relativering zal zijn pluizige hoofd niet willen verlaten – hij verwart mijn pleidooi met life style geneuzel, ‘de ziekte van deze tijd’, ipse facto natuurlijk ironie van de bovenste plank, zij het dat hij daarmee veel schade kan toebrengen aan de lezers. “If once you start down the dark path, forever will it dominate your destiny, consume you it will,” zei Master Yoda tegen Luke Skywalker (die in het eerste script nog Luke Skykiller heette – what’s in a name.). Ik lees hierin een waarschuwing tegen de in het verleden gecultiveerde counterculture, tegen de ondermijnende ironie van de babyboomschrijvers. Harry Mulisch was de enige schrijver die zich verzette tegen de used future-retoriek van zijn generatie – lees de proloog van De Ontdekking Van De Hemel! (Man, wat een schrijver.)

C-3PO, R2D2, ik zou ze kunnen duiden als Warriors Against Irony, als Symbolen Van De Rede Die Nooit Versaagt. Honderd procent betrouwbaar, roestvrij staal – beschavingen komen, beschavingen gaan, maar C-3PO en R2D2 blijven altijd bestaan. Ik vind dat een troostrijke gedachte. In The Force Awakens zullen zij opnieuw opduiken, als twee deus ex machinas die de galaxy verdedigen tegen de megamaag van de machiavellistische, machtsbeluste mofo’s. Gelukkig maar.

Ik wil ook afsluiten met een bekentenis: toen ik schrijver werd heb ik me voorgenomen om als een soort van protocoldroid het luchtruim van de literatuur te bewaken en te beveiligen, desnoods met piew piew, een spervuur van woorden welteverstaan, geweld is altijd verkeerd. Mag De Kracht met mij zijn.