“Bestaan die nog?”, is een vraag die opkomt wanneer Rotterdam Terror Corps genoemd wordt. En ja die bestaan nog, dat wist ik wel. Alleen bleken anderen, die buiten Zuid-Holland wonen, dat niet altijd te weten. Als ze al het al wisten, dan noemden ze nu net een nummer van een andere artiest. En dat terwijl ‘RTC’ nog regelmatig optreedt. De fans zijn er nog steeds, de concerten gaan door, maar ‘hardcore’ lijkt echt iets voor de underground. Hoe kan het dat RTC nog steeds bestaat, en waarom bestaan ze eigenlijk?
Naar aanleiding van de documentaire door THUMP, het elektronische muziekkanaal van VICE, ‘Rotterdam Terror Corps: No Happy Shit!’, die exact op dit soort vragen antwoord moet geven sprak ik George Ruseler. Als lid van RTC bekend als DJ Distortion.
De Metro brengt me snel bij station Poortugaal, voorbij de groene pluimen van het Zuiderpark. Strikt genomen net buiten Rotterdam, aan een dijkje, zit het bedrijfspand van Rige Entertainment. Tevens de thuishaven van RTC.
Langs grote doeken en banners voor optredens lopen we met een kop koffie naar de studio, waar George vertelt over het ontstaan, en het voortbestaan van de Hardcore legendes. Zoals zo vaak lijkt het ontstaan vrij pragmatisch geweest te zijn, waarna het vlammetje pas echt begon te branden. “Dat zit eigenlijk allemaal heel diep in mijn geheugen gegrift”, zo begint Ruseler te vertellen, “wij waren van oorsprong een party organisator”.
“Sterker nog het eerste feest dat wij organiseerden was in 1990. Dat heette House Party Ahoy, in Rotterdam, en door de jaren heen met feesten organiseren. En in 1992 maakte Paul Elstak de opmerking ‘Joh, je moet die Mellow jongens niet meer boeken’.” Die harde muziek vond George ook veel leuker zelf, zo vertelt hij, “Gewoon: Rotterdams Rossen”. De scheidingslijn tussen ‘hard’ en die rustigere muziek heeft hij zelf toen, in 1992 getrokken.
“In 1993 werd ik min of meer gedwongen af en toe zelf een plaatje op te zetten. Ik gaf feesten, en soms kwam een DJ niet opdagen. Zegt DJ Rob (Parkzicht) tegen mij: ‘Zet zelf even een plaatje op, ik ben laat’. En vanaf toen, samen met een paar anderen, kwamen we op het lumineuze idee om Rotterdam Terror Corps op te richten; ‘laten we eens een band maken’”.
Uit het verhaal van George wordt duidelijk dat het begin misschien wel uit noodzaak was, maar het idee van de ‘eigen band’ wel degelijk direct om een vaste gedachte draaide: “Een show-element er in, eens iets anders dan gewoon een plaatje draaien”.
In de jaren ’90 ging het snel. Ondergetekende zat in West-Brabant op school, en ook daar sloeg de trend van Aussi’s en kale koppen ineens als een vlam in de pan. Sommige gasten gingen in het weekend naar Rotterdam, de thuishaven en bedevaartsplek van een uniek genre. De vraag die bij dat soort trends opkomt is dan vaak “Wat beweegt die tieners”. Bezorgde ouders en kerken zijn van alle tijden, maar wat zochten die gasten nu zelf in de scene?
“’Gabbers’, het heet niet voor niets Gabbers, dat zijn vrienden van elkaar”, zo vertelt George over de aantrekkingskracht van het genre, “de gabbers hadden een eigen groet. De eigen mode, de eigen muzieksmaak.” Rotterdam Terror Corps had binnen die brede stroming een eigen fanbase, “als je van het hardere werk hield, dan ging je onze kant op. Wij waren die jongens die het zogenaamde anti-happy verhaal promootten.”
“Wij vonden; Hardcore is ruw, hard, rauw. En het mooie spul, ja dat is leuk, maar dat is top-40 werk. Daar waren wij geen voorstander van.” Dat die instelling zoveel fans, letterlijk, naar de havenstad trok is een klassiek voorbeeld van jeugdcultuur. “Dat is afzetten tegen de gevestigde orde. En als je dan een groep hebt, zoals Rotterdam Terror Corps, die heilige huisjes omver trapt; dan is dat helemaal leuk”.
De Energiehal, dat herinnerde ik me zelf als plek waar mensen over spraken. Parkzicht. Die plekken kende je ver buiten de stad, ook omdat later Stads Radio Rotterdam tot vrij ver buiten Zuid-Holland te ontvangen was. “Maar die feesten zijn er nog steeds”, werpt George mij tegen als ik hem vraag naar de afwezigheid van zulke iconen. “Je hebt nog steeds feesten met 25.000 man, alleen als je er zelf niet in zit, in die business. Dan ben je er niet mee bezig.”
In die zin is de scene wel veranderd. “Het is niet meer zichtbaar”, vervolgt hij. “De smaak is door de jaren heen veranderd, met de komst van internet”, duidt hij ook een andere verandering. “Vroeger moest je knokken om een bepaalde plaat te bemachtigen. Nu ga je naar Youtube, je tikt iets in, en er komt een lawine van muziek over je heen”. Ook in de Hardcore speelt dat, “nu kun je muziek direct opeisen. En je mening er over geven.
Die nieuwe manier van muziek consumeren wordt vaak bekritiseerd. “Het voordeel is, het is toegankelijker dan ooit”, zo krijg ik te horen. Dat klinkt als het argument van een liefhebber die graag heeft dat muziek ook door fans gehoord wordt. “Het nadeel is”, zo vervolgt George wel, “het is voor de artiest veel minder waard”.
De verkoop van artiesten is wat dat betreft ingekakt. “Sterker nog, ik kan me niet herinneren dat er dit jaar nog een vinyltje is uitgekomen, met Hardcore er op”. Verhalen over de terugkeer van vinyl horen ze bij Rotterdam Terror Corps natuurlijk ook wel, maar dat zijn de groteren. “Wij zaten natuurlijk vroeger in de marge te werken, je begon meestal met 1500 stuks. Als je daar onder zat, dan draaide je al verlies.”
“Maarja, het heeft geen nut meer om 1500 platen te persen, want er zijn geen 1500 mensen meer die het kopen”, wordt er nu verzucht. “Laatst hoorde ik iemand, die had er vorig jaar 300 laten persen, die heeft er 200 weggegeven”.
“De jeugd van nu ziet muziek ook puur als hapklare brok. Het is gratis.”, een veelgehoorde klacht onder artiesten. “Nu is de Hardcore scene altijd vrij loyaal geweest”, zegt Ruseler wel, “die hebben tot het laatste nog gekocht; vinyl en CD’s. En er zijn nog steeds wat compilaties die lopen, maar je kunt het niet meer vergelijken met 10 jaar geleden”.
Waar het geld nu dan vandaan komt? “Muziek en merchandise, dat gaat hand in hand”.
RTC is het “Rauwste randje van de EDM” (Electronic dance music). Daarmee is de groep ook een potentieel uithangbord voor de stad. Rotterdam werd onlangs nog genoemd in de top 5 van de Lonely Planet, als stad om naar toe te gaan. “Alles wat er over onze stad geschreven wordt, daar zijn wij helemaal blij mee. Dat is altijd goed”.
Of dat ook goed is voor RTC, immers zelfs de drager van ‘Rotterdam’ in de bandnaam, dat is niet te zeggen. “Onze muziek, die wordt in het buitenland al gekenmerkt als ‘Rotterdam’. Dan is het natuurlijk fantastisch dat in een platenzaak je een bakje ziet met ‘Rotterdam’, gewoon het hardste spul wat ze hadden in die winkel”.
“Daarmee zetten we met onze scene, en onze muziek, en onze producers iets neer. Dit is wat jullie zijn”, en ‘dat’, dat is Rotterdam. “Niet lullen, aanpakken. Knallen. Niet mooi, maar effectief”.
“Welke stad kun jij opnoemen, en dan hebben we het puur over de muziekscene, waar de stad zo’n belangrijk thema is? In onze branche, als je het over Rotterdam hebt en aan een liefhebber vraagt, zij associëren Rotterdam met Hardcore.”
Als zelfverklaard liefhebber van Metal ben ik niet onbekend met het fenomeen van een negatief stigma. De Hardcore House vocht zo tegen haar eigen stigma’s in de afgelopen jaren. Over de documentaire van THUMP, het elektronische muziekkanaal van VICE -de aanleiding voor dit gesprek- zegt George, “Het is altijd goed als er iets positiefs over de Hardcore in de mainstream bekend gemaakt wordt. Daar zijn wij heel blij mee. We hebben altijd moeten knokken tegen vooroordelen en stigmatisering van onze scene.”
“Het ging altijd over drugs, en altijd over racisme”. De benadering van VICE vond hij positief, “wij zijn op zoek naar het verhaal achter de hardcore formatie Rotterdam Terror Corps. Waarom zijn jullie nog zo lang bezig?”.
Dat roept natuurlijk de vraag op, waarom is dat? Waarom zijn ze zo lang bezig? “De documentaire laat dat zien”, legt hij uit, “wat zij (VICE, red.) vonden, is ‘Dat het echt is’”. De liefde voor de scene, de muziek, is de reden dat we ook nu in 2015, 22 jaar na het ontstaan van de formatie nog steeds kunnen spreken over Rotterdam Terror Corps.
Die liefde voor de scene blijkt ook als we teruglopen na het gesprek. In het trappenhuis hangen talloze posters die de historie van de formatie duiden, en George vertelt enthousiast over die geschiedenis. Fans die zich speciaal omkleden voor een concert, de merchandise van je favoriete band. De scene is minder zichtbaar geworden. Geen gabbers meer in de voetgangerstunnel op centraal. Maar RTC blijft doorgaan, uit liefde voor het harde, rauwe, het ruwe opzoeken in plaats van alleen het mooie. Het lijkt Rotterdam wel.
De volledige documentaire van THUMP, kreeg haar premiere op het Amsterdam Dance Event, en is nu hier online te zien.