Frankrijk is een voor de hand liggender doel voor aanslagen dan Nederland, maar ook hier kan het zomaar gebeuren. Dat zegt terrorisme-expert Jelle van Buuren van de Universiteit Leiden naar aanleiding van de aanslagen van vrijdag in Parijs. Hij denkt wel dat het risico in Nederland kleiner is. “Maar een man met een kalasjnikov op Amsterdam Centraal in de ochtendspits is genoeg om de samenleving te ontwrichten en alles op zijn kop te zetten.”
Toch is Frankrijk een voor de hand liggender doel. “Frankrijk speelt een actieve militaire rol bij het bestrijden van islamitisch extremisme. In Mali, meerdere Noord-Afrikaanse landen, en natuurlijk in Syrië. Er zijn ook al zeker duizend jihadisten naar Syrië getrokken om te vechten, zo’n 200 a 250 zijn teruggekeerd naar Frankrijk. En Parijs is natuurlijk een bruisende stad met heel veel mogelijke doelwitten.”
Daarnaast is de afstand tot de migrantengemeenschappen wel erg groot, volgens Van Buuren, met de banlieues (buitenwijken) als symbool hiervoor. “Veel jongeren voelen zich nauwelijks verbonden met de Franse samenleving. Er heerst een soort radicale onverschilligheid.”
Een belangrijk deel van het werk van de inlichtingendiensten is volgens Van Buuren het verankerd zijn met de haarvaten van de samenleving. “De overheid moet via wijkagenten en sociale werkers aanwezig zijn in de gemeenschap. Het is van groot belang dat die een vertrouwensband hebben met bewoners. Ze horen via via dat er bijvoorbeeld een radicale extremist is komen wonen in de wijk of een extreme prediker. Maar dat ontbreekt in de banlieus. De overheid krijgt die informatie niet.”
Dat maakt preventief optreden van de autoriteiten een stuk moeilijker, volgens Van Buuren. Toch is de afstand tussen overheid en de banlieus niet de enige mogelijke verklaring voor waarom dit heeft kunnen gebeuren. “Het is van groot belang dat goed wordt uitgezocht of ze iets gemist hebben. Of de politie een tip heeft gekregen die niet goed is doorgespeeld. Of is er niet goed gereageerd op tips? Kortom: zijn er verwijtbare fouten gemaakt?”
In Nederland is het contact met de haarvaten, zoals van Buuren het noemt, wezenlijk anders. “Wijkagenten lopen dag in dag uit rond in de Haagse Schilderswijk, die hebben goede contacten in probleembuurten en helpen de bewoners er ook echt. Ze zijn niet de vijand in uniform.”
Toch is een aanslag in Nederland niet helemaal te voorkomen, “al zetten de autoriteiten alles op alles om het risico zo klein mogelijk te maken. Mensen worden goed in de gaten gehouden, maar het is geen waterdicht systeem”.
Ook de polarisatie, die alleen maar groter wordt na zo’n aanslagen als in Parijs, vergroot het risico op een aanslag bij ons, volgens de onderzoeker. Hij benadrukt dat het belangrijk is dat we ons niet bang laten maken. “We mogen ze niet geven wat ze willen: dat we bang zijn, dat we niet meer naar buiten durven. In de contraterrorismewereld wordt wel vaker gezegd dat het de terroristen niet zozeer gaat om de doden, maar om de levenden die het zien. Het gaat hem allemaal om de angst.”
Anp