De Franse president Hollande is op oorlogspad. De noodtoestand die hij heeft afgekondigd, maakt het mogelijk om avondklokken in te stellen, zonder tussenkomst van een rechter huiszoekingen uit te voeren, samenscholingsverboden af te kondigen, huisarresten op te leggen en legale wapens in beslag te nemen. Maar dit gaat de president nog niet ver genoeg: de plannen die hij aankondigde kort na de aanslagen in Parijs houden onder meer in dat de politie meer mankracht krijgt en dat er ruimere mogelijkheden komen om personen die een gevaar voor de Franse nationale veiligheid vormen het land uit te zetten. Gezien de politieke druk waar Hollande onder staat is zijn positie begrijpelijk, maar is deze aanpak ook verstandig?
Het grote gevaar van deze benadering is dat er te veel mensen, ook mensen die niets met terrorisme van doen hebben, er de dupe van worden. Dit zet kwaad bloed, zeker in wijken waar grote delen van de bevolking toch al weinig met de politie op hebben, en leidt tot begrip en steun voor jihadisten, of op zijn minst tot onwil om samen te werken met politie en de veiligheidsdiensten. Op deze manier zal het voor de Franse politie en inlichtingendiensten lastig worden om de hand te leggen op de informatie die nodig is om aanslagen te verijdelen.
Bedenkingen bij draconische antiterrorismemaatregelen worden momenteel gemakkelijk als naïef van tafel geveegd, maar de pleitbezorgers van de harde lijn zouden er goed aan doen om nog eens terug te denken aan het terrorisme uit de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. De IRA, zo heeft inmiddels zelfs het Britse leger toegegeven, won enorm aan populariteit door het hardhandige optreden van de Britten die eind jaren ’60 en begin jaren ’70 in Noord-Ierland woonwijken afsloten, deuren intrapten, huisraad vernielden en onschuldige burgers mishandelden en arresteerden. Voor veel IRA-strijders was juist dit, en dus niet een diep gevoelde affiniteit met de ideologie van de IRA, reden om tot de groep toe te treden. Bij de ETA en de RAF liep het niet veel anders: ook deze groeperingen zijn feitelijk groot gemaakt door overheden die te wild om zich sloegen.
Maar Hollandes strijdlust blijft niet beperkt tot Frankrijk. De president heeft de bombardementen in Syrië en Irak geïntensiveerd in een poging om de Islamitische Staat van de kaart te vegen. De problemen met deze strategie zijn evident: we zijn al een jaar bezig om de Islamitische Staat van de kaart te vegen, maar zonder geloofwaardige grondtroepen komt er weinig van terecht. Het is niet voor niets dat de successen van de anti-ISIS-coalitie hoofdzakelijk worden geboekt in de gebieden waar de bombardementen een aanvulling zijn op de grondoffensieven van de Koerden. Maar het sturen van westerse grondtroepen zou gekkenwerk zijn en wordt zelfs nu niet serieus overwogen, dus het opvoeren van de luchtaanvallen gaat niet veel uithalen.
Daar komt nog bij dat het vernietigen van de Islamitische Staat simpelweg geen realistische beleidsdoelstelling is. Het is mogelijk om de greep van de Islamitische Staat op het momenteel door de groep beheerste gebied te verzwakken, maar een groep van tussen de 30.000 en 40.000 strijders verdwijnt niet zomaar ineens.
De Somalische jihadistische beweging Al Shabaab controleerde enige jaren geleden grote delen van Somalië, inclusief de hoofdstad Mogadishu. In 2011 dreef het Keniaanse leger Al Shabaab terug, maar de Somalische jihadisten bleven gewoon actief. In plaats van zich te richten op het vasthouden van territorium ging de groep over op de vormen van politiek geweld waar ze nog wél toe in staat waren: terrorisme en guerrillaoorlogsvoering. Wat deze episode laat zien, is dat jihadistische bewegingen die de controle over territorium opgeven niet in rook opgaan. Ze nemen een andere vorm aan en blijven, hoewel minder machtig, een factor in het conflict.
Alleen maar steeds harder optreden is dus een heilloze weg, maar wat moet Hollande dan wel doen? In Frankrijk zelf gaat het er nu vooral om dat de Franse overheid zijn informatiepositie verbetert. Het arresteren van terroristen kan buitengewoon effectief zijn, maar dan moet de repressie wel beperkt blijven tot degenen die kwaad in de zin hebben.
Om de echte terroristen eruit te kunnen vissen zijn goede inlichtingen nodig en die hebben de Fransen op dit moment niet. De Franse politie en veiligheidsdiensten zullen dus de wijken in moeten om relaties op te bouwen met lokale partijen die hen kunnen helpen aan de inlichtingen die nodig zijn om radicalisering en terrorisme op het spoor te komen. Het opbouwen van deze contacten zal een langdurig en moeizaam proces worden dat electoraal ook nog eens minder aanspreekt dan de harde lijn, maar dat laat onverlet dat Frankrijk erg gebaat zou zijn bij deze investering.
Wat Syrië en Irak betreft is op dit moment vooral realiteitszin van belang. De kans op strategisch succes in de regio is buitengewoon gering dus Hollande moet oppassen dat hij geen verwachtingen schept die hij nooit waar kan maken. Bovendien bestaat er ook bij het opvoeren van de luchtaanvallen het risico dat onschuldige burgers het slachtoffer worden en dat zijn fouten waar de Islamitische Staat juist garen bij spint. Burgerslachtoffers bevestigen immers het beeld dat het Westen in oorlog is met de Islam, een idee dat in veel radicaliseringsprocessen een rol speelt. Hollande moet blijven waken voor overspannen verwachtingen over wat de Fransen met bombardementen kunnen bereiken.
Harde maatregelen zijn goed voor de bühne maar de vraag die Hollande zich, overigens net als andere westerse regeringsleiders, moet stellen is eigenlijk heel eenvoudig: wil hij spierballen laten zien of wil hij het probleem oplossen? Als hij het tweede wil, moet hij zich realiseren dat in terrorismebestrijding harder lang niet altijd beter is.