Mick Jagger graait met zijn hand expliciet naar zijn geslacht. Keith Richards neemt een snuifje coke van een stilettopunt. Wijdbeens streelt en smeert een blote dame zich in met scheerzeep. Welkom bij de Rolling Stones, middenin de seks, drugs en rock & roll van 1972.
Het is allemaal te zien in Cocksucker Blues, een film met een reputatie. Vrijwel direct na de eerste vertoning namen de Stonesleden afstand van de documentaire. Maker Robert Frank werd contractueel verplicht de film alleen op festivals te vertonen in zijn nadrukkelijke aanwezigheid. Om erop toe te zien dat er geen kopieën van werden gemaakt. Officieel bestaat Cocksucker Blues niet eens. Wel is er een onofficiële dvd versie van in omloop.
Cocksucker Blues doet zijn reputatie alle eer aan. Buiten beeld gebeurt niets, in beeld gebeurt alles. De provocatieve stijl waarin de handcamera opzettelijk wazig filmt, in- en uitzoomt, en het beeld soms asynchroon loopt met het geluid, heet cinema verité. Eerder werd de filmstijl toegepast door D.A Pennebaker in de documentaire Don’t Look Back, over een tournee met Bob Dylan.
Het unieke aan Cocksucker Blues is niet de filmische aanpak. Het is de onbekommerde vanzelfsprekendheid van de gebeurtenissen èn het feit dat een camera het al even doodgewoon vastlegt. Aan de ene kant amusant en voorspelbaar vanwege de uitvergroting van rockclichés. Maar ook tamelijk verbijsterend omdat je je tijdens het kijken het culturele en min of meer politiek incorrecte van 1972 realiseert. Een film als Cocksucker Blues zou voor een rockband van nu volstrekt ondenkbaar zijn. Geen enkele muzikant van naam zal zich en zijn entourage tegenwoordig op deze manier laten filmen; geen muziekdocumentaire ontstaat meer zonder bemoeienis vooraf van manager of platenmaatschappij. Nu is nu. Toen was toen.
Frank toont bovendien de meligheid en de irritaties die een maandenlange tour met zich meebrengt. Zelfs deze beelden zijn bijzonder. Dat geldt zeker voor de liveopnamen van de songs Midnight Rambler en Satisfaction: dampende soulfunk met een hoofdrol voor Stevie Wonder.
Wat valt er verder te beleven aan dit historische document, waarin de geluidsman op gegeven moment zijn rol van observator verruilt voor actieve deelname aan de bacchanalen? Dat Robert Frank bijvoorbeeld gewoon stug door filmt in kleed- en hotelkamers, ook op het moment wanneer een van de groupies een shot heroïne neemt. Even later zien we de Stones Andy Warhol en schrijver Truman Capote ontvangen, of zijn we getuige hoe vanaf een balkon Keith Richards en saxofonist Bobby Keys een tv naar beneden smijten. Aandoenlijk zijn de blikken van Jagger en Richards die aandachtig een testpersing van een vinylsingle op hun hotelkamer afspelen.
Richards zorgt voor meer onvergetelijke momenten. In contrast met al het voorafgaande is het best grappig dat hij aan de roomservice doodleuk vraagt of deze wil zorgen voor “strawberries, blueberries and three apples”.
Cocksucker Blues (IDFA, Amsterdam, 28 november 2015)