Wat maakt deze film zo moeilijk om naar te kijken? Beter gezegd: wat niet? Het onderwerp is bijzonder zwaar, de inhoudelijke uitwerking zo naargeestig mogelijk en de visuele manier van vertellen is ook niet erg toegankelijk. Het is voor regisseur Pablo Larraín een wel erg groot contrast met zijn vorige überpositieve film, NO. En dat is goed, want hij verlegt zijn grenzen en weet iets op te brengen wat oprechte kunst is.
Vier katholieke priesters zijn verbannen naar een geïsoleerd huisje in een uithoek van Chili. Geëxcommuniceerd en weggemoffeld, ze zitten hun dagen uit. Contact met de buitenwereld is verboden, en dus is er een non die ze verzorgt. Ze waggelen alleen af en toe naar de hondenraces, waar hun hazewindhond het opneemt tegen viervoeters uit de omgeving. En soms gaan ze naar een strand, in de schemering, solitair.
Een vijfde ex-priester arriveert, die houdt vol dat hij niets fout heeft gedaan. Soit. Maar dan blijkt al vlak na zijn aankomst dat een van zijn slachtoffers hem achterna is gereisd. Een voormalige misdienaar, die opgegroeid is tot een getraumatiseerd wrak. Hij schreeuwt zijn misbruiker toe wat hem is aangedaan in plastische details, tot die naar buiten loopt en zijn eigen hersens uit zijn hoofd schiet. De Kerk stuurt een ambitieuze pastor om de boel te evalueren: moeten we criminelen blijven beschermen??
De cameravoering verergert de sfeer van isolatie. Vreemde details worden scherpgesteld, duister omvat de personages en het zwart is niet eens pikzwart maar donkerblauw. Het schept een kleine belevingswereld, waar het beeldveld is geperverteerd. Eigenlijk komen we uit de gesprekken alleen maar te weten waar de priesters van zijn beschuldigd, niet wat ze echt hebben gedaan. Maar de gevangenis waar ze nu in leven heeft ze er niet minder onschuldig op gemaakt.
Er wordt geen poging gedaan om deze personages menselijk te maken. Maar monsters zijn het ook niet. Je kijkt naar dansende vraagtekens. Niemand is een uitzondering; ook het slachtoffer wordt gestript van menselijkheid. Hij drijft zijn misbruiker tot waanzin en verkeert er zelf ook in. Zijn eeuwige obsessie met anale seks dringt met geweld elk gesprek dat hij voert binnen. Je hebt daardoor een te dikke huid nodig om hiernaar te kunnen kijken. Zo’n film kan goed zijn, en dat is deze in veel opzichten, maar ook onmogelijk aan te raden.
Larraín heeft een open wond volgegooid met zoutzuur en is er flink in gaan roeren. Is het te moeilijk om naar dit onderwerp te kijken, als iedereen wordt neergezet als een mens, in plaats van een vormeloze schim? Dat is zomaar mogelijk. Maar het maakt ook dat El Club nu het gevoel geeft dat de regisseur te veel om de hete brij heen draait. In wat er wél wordt voorgesteld is de film uitstekend gemaakt, maar het was nog moediger geweest om de kijker te dwingen zich wel met de karakters te identificeren. En dan hoeft het nog geen positieve boodschap te hebben.