“Freedom is more powerful than fear”. President Obama probeerde zijn bevolking moed in te praten, na de recente terroristische aanslag in San Bernardino. Tegenover het wapen van de terroristen stelde hij het wapen van het Westen: vrijheid tegen angst. Maar waarom eigenlijk?
Terrorisme is het gebruikmaken van angst om je doelen te bereiken. De terroristische aanslag zelf is niet het middel om dat doel te bereiken, maar de aanjager van het echte middel: de angst. Als terroristen een aanslag plegen, zijn ze afhankelijk van anderen om die angst ook echt te verspreiden. Die “anderen” zijn gewoon gesprekken tussen mensen, maar ook reguliere media, zoals bijvoorbeeld kranten. Eind 19e eeuw schreven die gretig hoe anarchistische terroristen overstapten van hun gebruikelijke doelen, koningen en politici, naar gewone burgers. Tegenwoordig zijn daar nieuwssites, actualiteitenprogramma’s en sociale media bijgekomen. Zij bepalen het beeld. Daarom lijken de recente aanslagen in Parijs niet een opportunistische actie van een stel idioten met wapens, die toevallig konden klokkijken. Nee, volgens NRC was het het werk van een “ meesterbrein”, een “flamboyante en mediagenieke” “jihadi met de allure van James Bond”. Zo maken we het de terroristen wel erg makkelijk om angst te zaaien.
Angst is een noodzakelijke emotie. Mensen hebben het nodig om te kunnen overleven, want als er iets engs is, moet je handelen: de fight or flight-reactie. Je lichaam reageert op angst door een apothekerskast om te trappen: je pompt je vol met dopamine, adrenaline, testosteron, etc. Sommige mensen zetten angst om in woede, sommigen in moed. Maar angst is altijd al onze basis geweest. Evolutie zorgde voor een natuurlijke selectie tussen mensen die wel wegrenden als er een mammoet op hun afstormde, en zij die bleven staan. Daardoor zijn adrenalinejunkies de meest voorkomende mensensoort geworden. Helaas zijn de mammoeten op, is het al tijden geen oorlog meer en is de criminaliteit op een historisch dieptepunt. Daarom zoeken we tegenwoordig dat gevaar zelf maar op. Soms fysiek, zoals bij bungyjumpen of in de achtbaan van een “pret”park. Soms als toeschouwer, in horrorfilms of sprookjes. We kunnen niet meer zonder angst. We gaan nog net niet kwijlen als we een alarmbel horen.
Los van elkaar zijn het niet zulke controversiële theorieën. Maar samen voelt het toch wat ongemakkelijk. Zijn wij angstjunkies, en terroristen onze dealers? Of is het andersom? Margaret Thatcher noemde publiciteit immers “the oxygen of terrorism” nadat de IRA haar met hotel en al had opgeblazen. Het aangeleerde kunstje van politici is sowieso lastig: in tijden van crisis móeten ze rust en kalmte uitstralen. Dat slaat natuurlijk helemaal dood, want burgers zwelgen juist in hun angstgevoelens. Gevoed door onze media. Zijn die echt dom of slecht, alleen maar omdat ze terroristen een podium geven en zo onderdeel zijn van hun strategie om angst te zaaien? Of komt het gewoon omdat ze er niets aan kunnen doen, omdat journalisten net zo verslaafd zijn aan angst als wij, hun publiek?
Terrorisme is vooral angst. Het is geen daadwerkelijke existentiële bedreiging van onze manier van leven, van onze vrijheid. De vrijheid om te dromen wat we willen dromen, te zeggen wat we willen zeggen, te doen wat we willen doen. Als wij een gaypride willen organiseren met blote mannen op grachtenbootjes, dan doen we dat gewoon. Als wij doelloos dronken willen worden op een Zwarte Cross op het platteland, dan doen wij dat gewoon. En in alle vrijheid kiezen om bang te zijn voor terroristen? Ook dat doen we gewoon.