Er zijn talloze documentaires gemaakt over de Transsiberië-Express, je weet wel, die haast bovenmenselijk lange treinreis van Moskou tot Vladivostok, die door talloze tijdzones en langs een oneindige verzameling anonieme dorpjes voert. De romantiek van deze legendarische treinreis zit ‘m onder meer in het tot de verbeelding sprekende contrast tussen het desolate, troosteloze, ijskoude landschap buiten en de dikwijls door wodka opgepookte stemming binnenin de wagon, waar passagiers elkaar, al of niet met dubbele tong, ellenlange, vaak verzonnen verhalen vertellen. Er is immers tijd zat in de Transsiberië-Express? Vladivostok nog lichtjaren ver weg! In de roman ‘De Jeltysjevs’ van de Russische auteur Roman Sentsjin (1971) wordt de lezer onbarmhartig uit de liederlijke trein gesmeten en naar één van die anonieme dorpjes geleid, Moeranovo, waar God zijn handen ogenschijnlijk allang van af heeft getrokken.
We komen er Nikolaj Michailovitsj Jeltysjev, een door een lullig akkefietje ontslagen bewakingsbeambte, tegen, inclusief zijn berooide gezin, vrouw Valentina Viktorovna en zoon Artjom. Het gezin woont noodgedwongen in een bouwval op het platteland, bij tante Tatjana, een tachtigjarige heks. In dit huishouden dient elke roebel omgedraaid te worden. En zelfs de kleinste onderneming (het bouwen van een kelder of eenvoudige schuur) is een worsteling met geld, werklieden en de niet altijd genereuze bevolking van Moeranovo. Wie van een roman vaart, ontwikkeling en intriges verwacht, kan ‘De Jeltysjevs’ beter links laten liggen. Maar wie oprecht wil weten welke vorm het bestaan aanneemt als alles verloren is, wat voor instincten in noodsituaties boven komen drijven en hoe dorpsgenoten zonder doel nog in staat zijn elkaar (vaak op destructieve wijze) bezig te houden, heeft met ‘De Jeltysjevs’ een even sterk als wrang relaas in handen.
Juist omdat dit boek zich afspeelt in een godverlaten oord waar niets gebeurt, wordt álles wat gebeurt belangrijk. Het wel of niet arriveren van een benzinezaag. Het warm genoeg stoken van een tuinhuisje. De verwikkelingen rond een stapeltje roebels. De capriolen van een tractor. Het plukseizoen van de kamperfoeliebes. Het is maar een bescheiden greep uit de reeks kwesties, die een kleine, Russische gemeenschap, bij gebrek aan echte uitdagingen, in beroering brengt. Het ‘stadse’ gezin van Nikolaj Michailovitsj Jeltysjev moet zich gaandeweg steeds meer aanpassen aan de boerse twisten, aan de rijkelijk voorradige hoeveelheden corruptie, onbetrouwbaarheid, drankzucht en amateurisme, die in Moeranovo heersen. Hoofdstuk na hoofdstuk zakt het geportretteerde gezin verder weg in de blubber van de futloze plattelandsmoraal. Zoon Artjom, toch al geen hoogvlieger, gaat een gedwongen huwelijk aan met een plattelandsmeid, nadat hij één keer – aarzelend nog wel – op haar is gedoken.
Eén van de meest ontroerende scènes in deze roman is wanneer Nikolaj’s vrouw, Valentina, vlak na aankomst in het dorp verwachtingsvol het plaatselijke schooltje bezoekt, in de veronderstelling dat ze met haar diploma’s en ervaring uit de stad vast wel voor een functie, of anders een betaald klusje, in aanmerking komt. Niets blijkt minder waar. Ze wordt vijandig bekeken. Elke hoop op een fatsoenlijke betrekking wordt de bodem ingeslagen. Alles is al verdeeld. En wanneer ze iets té nieuwsgierig door het armetierige schoolgebouwtje blijft lopen (nota bene de school die ze als klein meisje heeft doorlopen), dreigt ze zelfs naar buiten te worden gesmeten. Angst, schaamte, wanhoop en uitzichtloosheid druipen op tamelijk onvergetelijke wijze van deze pagina’s, waarin het ‘onvriendelijke Rusland’ zich in zijn meest zwarte gedaante lijkt te materialiseren.
Het razend knappe aan ‘De Jeltysjevs’ is dat de keel van de lezer langzaam steeds verder, bladzij na bladzij, wordt dichtgeschroefd. Naast de terreur van de onkunde, heeft het werkeloze gezin Jeltysjev, nota bene onder het eigen dak, te maken met een nog veel agressievere terreur: de klagende aanwezigheid van tante Tatjana, de vrouw aan wie ze hun dak per slot van rekening te danken hebben. Tatjana is niet alleen een sta-in-de-weg bij huwelijkse intimiteit, maar ook dermate somber, klagerig en dominant, dat ze op een gegeven alles in het werk stelt om dood te gaan: al met al de meest haalbare ontsnapping uit de ongewenste nabijheid van het gezin Jeltysjev. Tot overmaat van ramp en haar eigen grote teleurstelling, blijkt ze taai. Het verlaten van het leven vereist een daadkracht, precisie energie, die mensen in Moeranovo, zoals Tatjana, maar al te vaak niet meer bezitten. Waardoor men gedwongen is de ellendige rit tot het bittere eind toe uit te zitten.
‘De Jeltysjevs’ is een roman, die, gelijk het adagium van de Franse successchrijver Michel Houellebecq, inzoomt op de plek in de maatschappij waar achter de façade het meeste pijn wordt geleden, waarna het de taak van de schrijver is om zo hard mogelijk ‘op die plek te drukken’, zodat ook de lezer een deel van die pijn ondergaat. Gelukkig kan Sentsjin zó goed en gedoseerd schrijven, dat je bereid bent de ondergang van het gezin Jeltysjev mee te maken, in plaats van weg te rennen voor hun miserabele bestaan. Sentsjin’s boek is een weergaloos en – voor de geduldige naturen onder ons – niet zelden hilarisch portret van wat op de achterflap wordt omschreven als het Russische platteland ‘aan het begin van de eenentwintigste eeuw, onder Poetin’.
Als je het boek dichtslaat en het dorpje Moeranovo voor je ziet, weet je één ding zeker: hier hoeft Poetin’s partijmachine maar een heel klein deeltje van de verkiezingskas te spenderen om honderd procent van de stemmen binnen te halen.
‘De Jeltysjevs’, Roman Sentsjin, Uitgeverij Douane, 339, pag., EUR 19,50