Soms koop ik een boek om geen andere reden dan dat ik me verveel, dus als ik wat leven in de brouwerij wil. Wanneer het rumoer rond een boek suggereert dat daar kans op is, op leven in de brouwerij, dus, dan neem ik regelmatig de gok en reken af. ‘De rotskruiper’ van Nell Zink (1964) ademde die belofte op de één of andere manier uit. En ik nam derhalve de gok. (Hoewel ik flapteksten met kilo’s aan scepsis consumeer, liet het feit dat de New York Times deze roman een ‘wild thing’ noemde me kennelijk niet geheel onberoerd.) Logische vraag achteraf: heeft ‘De Rotskruiper’ leven in de brouwerij gebracht? Heeft het me even, ook maar een beetje, uit het lood geslagen? Het eerlijke antwoord luidt: nee. Maar ik las het boek – dat dan weer wel – in een voor mijn doen ongewoon rap tempo uit. Het boek heeft dus, zogezegd, wel iets. Iets dat je bovengemiddeld snel over de pagina’s laat glijden en ze in een haastige beweging doet omslaan. Maar wat is dat iets dan precies?
Eén van de aantrekkelijke aspecten van ‘De Rotskruiper’ is, geloof ik, dat de schrijfster geen enkele poging doet – en voor sommige lezers is dat heiligschennis – om haar personages te doorgronden. Zink schuift met haar protagonisten als vleugellamme schaakstukken. Zo blijkt het knappe hoofdpersonage Tiffany aan het begin van de roman om volstrekt onduidelijke redenen getrouwd te zijn met de vogelaar Stephen, ondernemen ze samen allerlei wandelingen in de natuur die in het teken staan van de vogelstand en krijgen ze in hun huis bij Bern (Zwitserland) af en toe een bevriend stel over de vloer, dat de hormonen wederzijds in beroering brengt. Allemaal zaken die op zichzelf geen roman rechtvaardigen en laat het maar aan Nell Zink over om zich niet te willen schikken naar een eenduidige verhaallijn, want ze vindt haar schaakstukken veel te leuk. Zo begint Tiffany, uit verveling, een relatie met een laagopgeleide maar goed geconserveerde charmeur die beweert uit Montenegro afkomstig te zijn (wat later twijfelachtig blijkt) en verdeelt Stephen zijn energie tussen zijn vogelhobby, zijn werk en zijn libido, dat, zo lijkt Tiffany impliciet wel te begrijpen, niet slechts door één vrouw bediend wil worden. Misschien juist omdát de personages als lege bierblikjes door de roman dwarrelen, krijg je leuke, nietszeggende conversaties, waarvan je niettemin vermoedt dat ze in moderne relaties vaak voorkomen. Zoals deze, tijdens zomaar een maaltijd:
‘Mag ik je iets vragen?’ vroeg ik toen. ‘Die keer dat we het anaal deden, was dat ook iets van jouw lijstje?’. ‘Ja.’. ‘Het stond niet op het mijne.’. ‘Sorry. Ik dacht dat de mens nieuwsgierig was. Ik probeer niet weg te kijken als het leven me een nieuwe ervaring toewerpt. Maar niemand heeft me ooit gevraagd de diepzee in mijn reet te steken.’
Algauw raken Tiffany en Stephen een beetje uitgekeken op Bern en het rondneuken. Gelukkig blijkt er een moderne God te bestaan die de leegte kan vullen, te weten het milieu, of, meer in het bijzonder, het milieuactivisme. Via de ravissante activiste Birke (samen met haar baas George afkomstig uit de reclamewereld), begint het echtpaar zich te engageren voor het beschermen van oorspronkelijke rivierlandschappen. Met smaak en onverholen cynisme laat Zink het echtpaar ronddartelen op een aantal milieucongressen, waar achter de schermen behalve over bomen, de rivierenloop en zeldzame diersoorten ook over seksuele standjes wordt onderhandeld. Pagina’s lang krijg je op lollige wijze ingepeperd dat de kortste weg naar een opwindende orgie wel eens via de groene strijd voor ‘organische bochten in de rivier’ zou kunnen lopen. In de manier waarop een reclamebaas annex playboy als George, financiële sponsor van de milieustrijd, wordt beschreven, ligt Zink’s kracht, of je moet dit niet grappig vinden. ‘Hij hield niet van windkracht. Te lomp. Grote masten en turbines die overal in het landschap stonden te gieren. Als hij de baas was, zou onze planeet met open dak door de ruimte vliegen, onderweg zonlicht in energie omzettend door middel van de creativiteit van de passagiers, die allemaal vrienden van hem zouden zijn.’
Toegegeven, uiteindelijk is ‘De Rotskruiper’ niet heel veel meer of minder dan een vermakelijke milieuschets, de satirische beschrijving van een hippe lifestyle; het zou wat mij betreft niet misstaan hebben in een blad als Vanity Fair of Harper’s Bazar, behalve dan dat het met 174 bladzijden daarvoor ruimschoots te lang is. Mild voor deze roman ben ik vooral geworden toen ik, enkele dagen na het wegleggen ervan, allerlei betuttelende recensies begon te lezen, die erover zeurden dat het boek nergens heen ging, de personages oppervlakkig waren en de sporadische humor niet te pruimen zou zijn. Alsof een roman tot taak zou hebben integer en logisch te zijn en volgepakt zou moeten zitten met activisten die het, zogezegd, écht menen, in plaats van gedreven te worden door een even losbandige als kortstondige zucht naar avontuurtjes. Bovendien, zo heb ik al aangegeven, vond ik de typeringen van Zink af en toe meer dan vermakelijk.
Omdat boeken tegenwoordig, meer dan ooit, naakte handelswaar zijn en celebrities krachtenvelden vormen, die de verkoop ervan een enorme ‘push’ kunnen geven, heb ik wel eens een rubriek voorbij zien komen met de vraag welk boek je aan welke beroemdheid zou willen geven. Zodat een onontdekt meesterwerk kan oplichten binnen het aura van een showbizz-, TV- of filmster of een andere bekende verschijning in de media. Mezelf in deze rubriek lancerend, zou ik ‘De Rotskruiper’ met een enorme grijnslach aan Vladimir Poetin cadeau doen. Wanneer hij dit leest, zal hij menig glimlachje niet kunnen onderdrukken, want zie je wel, wat zijn die westerse lieden ontworteld, decadent, losbandig en verveeld en met wat een onfrisse portie ziel graven onder het mom van een groenere wereld moeten ze zichzelf troosten. Lachwekkend, gewoon.
Ik zal, tot slot, nooit beweren dat Nell Zink een meesterwerk heeft geschreven. Verontrusten deed het me nergens. Maar in de manier waarop en de bizarre anekdotes waarmee ze in deze debuutroman de hipstercultuur te kijk zet, meende ik haar schrijfplezier zowat aan den lijve te ondervinden. En lachte ik, een beetje gemeen, instemmend met haar mee.
‘De Rotskruiper’, Nell Zink, Ambo Anthos, 174 pag., 17,99 euro