Dus Haagse burgemeester Jozias van Aartsen (VVD) verdedigt zijn samenwerking met de radicaal-salafistische As Soennah-moskee in de Schilderswijk met het argument dat Nederland vrijheid van godsdienst kent. Dit is voor hem reden genoeg om de moskee, waarvan verschillende bezoekers afreisden naar Syrië en waar ettelijke haatpredikers hun zegje deden, te beschouwen als een prima partij voor subsidie, dialoog en zelfs ordehandhaving in de buurt.
Een ander fundament van onze rechtstaat, de scheiding tussen kerk en staat, kraakt in deze ongemakkelijke constructie in haar voegen. Belastinggeld en ordehandhaving toevertrouwen aan een club waarvan we er nog niet helemaal uit zijn of het een religie, politieke stroming, of beide is, maar waarvan we in ieder geval zeker weten dat zij staan voor normen en waarden die strijdig zijn met onze Westerse principes, het is heikel.
Ronduit bizar wordt Van Aartsens principiële, defensieve houding als wij terugkijken naar dit nieuwsbericht uit 2012. Met onder andere een beroep op de scheiding van kerk en staat, liet Van Aartsen alle stembureaus die voorheen in kerken gevestigd waren, herhuisvesten. Om de opkomst te bevorderen en om stembureaus ook “in psychologische zin” zo toegankelijk mogelijk te maken. Want iedereen weet dat in kerken mensen de priemende blik van god extra op zich gevestigd weten in de privacy van het stemhokje, en dat zij van de wederomstuit zich gedwongen zien CU, SGP of CDA te stemmen, nietwaar?
Een kulargument natuurlijk, zeker als we het vergelijken met de psychologische toegankelijkheid van salafistische ordetroepen met Oud en Nieuw. Zou een jongedame met een paar borrels te veel op en een kort rokje aan, onbezwaard op As Soennah-milities af stappen als zij zou worden lastiggevallen op straat? Zou een transgender gesubsidieerde taallessen volgen bij de moskee?
In 2013 werd deze maatregel goeddeels teruggedraaid (NB: het gelinkte artikel is van Perdiep Ramesar, betrouwbaarheid van een en ander is de verantwoordelijkheid van Trouw) en ontkende Van Aartsen bovendien opeens dat hij de scheiding van kerk en staat als argument had gebruikt. Niet hij, maar een ambtenaar zou dat hebben gezegd.
Anekdote: na de ISIS-demonstratie van 2014 in de Schilderswijk liet Van Aartsen vanaf zijn vakantieadres via zijn woordvoerder optekenen dat er volgens hem ‘geen grenzen overschreden waren.’ Iets wat hij later terugtrok, hetgeen een aantoonbare leugen was. Hij had het beslist wél aldus gecommuniceerd. Dit ter illustratie dat de man niet in zijn eerste leugentje is gestikt, en ook niet te beroerd is een ambtenaar onder de bus te gooien als jokkebrok.
Enfin, dat ware andere tijden, terug naar de onze. 2016, het jaar waarin Jozias van Aartsen zijn eerdere bezwaar omtrent psychologische toegankelijkheid van kerken geheel laat varen als het om radicale moslims gaat. Het jaar waarin hij zich opwerpt als verdediger van de vrijheid van godsdienst, terwijl kerkje pesten in 2012 nog geen enkel probleem was, dat ten eerste, en ten tweede: er is nog helemaal geen duidelijke definitie van het salafisme. Zelfs dichtgetikt-correct politiek Den Haag is er niet uit of het nou een politieke of religieuze beweging is, of een giftige cocktail van die twee. Het is dus maar de vraag of de vrijheid van godsdienst überhaupt van toepassing is op het salafisme.
Vrijheid van godsdienst is een mooi principe, maar artikel 1 van de grondwet is dat ook. Een artikel dat zich, in religieuze beeldspraak, grofweg laat samenvatten als ‘gelijke monniken, gelijke kappen’. Niet voor Van Aartsen, die weet wel waar hij maar beter voor kan buigen.