Is het mogelijk om sympathie te krijgen voor een vrouw die haar producten op Tel Sell slijt? Dankzij de regie van David O. Russell (Silver Linings Playbook) en het spel van Jennifer Lawrence (Winter’s Bone) lukt dat zeker. Gemakkelijker dan gedacht zelfs. Alleen al daarom is het jammer dat Joy vooral aanvoelt als een mislukking. Een interessante mislukking, dat dan weer wel.
“Een lange doorlopende lus”, zegt Joy, met haar ogen in de Eureka!-stand. Zo kan de miracle mop zelf-uitwringbaar worden, en hoeven we niet meer met onze handen die smerige dweil aan te raken. Maar met dit idee alleen kan de huismoeder niet haar fortuin maken. Het harde werk begint nog. Want hoe positioneer je jezelf als zakenvrouw als je daar nog nul ervaring mee hebt?
Joy is losjes gebaseerd op het leven van Joy Mangano, de echte houdster van het patent voor deze wonderdweil. Toen Russell een script over haar leven in handen kreeg, dacht hij echter: dit gaan we anders doen. Hoe voegde elementen toe uit de levens van andere zakenvrouwen, en vooral een hoop bijfiguren en filmische foefjes: flashbacks en flashforwards, een vertelstem, droomsequenties, raamvertellingen en een opeenstapeling aan beeldmetaforen.
Nadat The Fighter en Silver Linings Playbook beide Oscars binnenhaalden en ook American Hustle goed was voor een hoop nominaties, moet de regisseur hebben gedacht dat hij alles kan. Daarvan vertoont deze film tenminste alle tekenen. Het voelt aan als een kakofonie van ideetjes en leukigheidjes die maar niet willen samenklitten tot één geheel. De bonte, disfunctionele familie van Joy heb je nog maar amper leren kennen of er moet een thematiek over de American Dream half afgeraffeld doorheen worden gejaagd. Vervolgens nog een soapscène om het geheel tegen af te zetten. Het is te veel.
Helemaal potsierlijk wordt het als halverwege de film – spoiler! – oma Mimi (Diane Ladd, Wild at Heart) doodgaat. Zij was ook de sprookjesachtige verteller van de film. En dat blijft ze. Tijdens de begrafenisscène vertelt ze in de voiceover nog even hoe zich over dit alles voelt. Filmmagie, noemt Russell het. Hij wel.
Er hangt wel een ‘maar’ aan mijn kritiek. Russell crasht, maar doet het wel op grandioos. Veel van de losse onderdelen van zijn bombastische aanpak staan op zichzelf als een huis. Dat wordt des te meer bevestigd, wanneer scènes terloops wel de ruimte krijgen om te ademen. Zo is er het middenstuk waarin Joy contact legt met het home shopping gebeuren dat haar groot gaat maken. Bradley Cooper (American Sniper) speelt zoals gebruikelijk een arrogante kwal, nu een Tel Sell-directeur, maar alleen onder Russell doet hij dat met een kwetsbare ondertoon. Hij schittert een paar scènes, en die scènes beklijven.
Helaas pakt David O. Russell daarna weer elke kans aan om ieder overbodig idee ook nog op de film te blijven projecteren. Tot vervelens toe. Dat maakt Joy een geweldige teleurstelling om het filmjaar mee te beginnen. Maar toch heeft het iets boeiends hoe het zo fout gaat.