Ondergetekende MocroNed houdt sinds zijn opiniestuk in NRC Handelsblad deze krant wel bezig. Op dit schrijven volgden boze geplaatste brieven waarin ik beticht werd van racisme, zelfhaat, nestbevuiling en nog zo wat. Dit was allemaal vermakelijk, niet alleen omdat ik zulke beschuldigingen, of zo u wilt, beschimpingen, al jaren te horen krijg, maar vooral omdat deze het gebrek aan vituperatieve creativiteit bij de verblinde schimmelvreters en rozenbladenstrooiers op de weg van de islam en moslims goed illustreerden. Argumenteren deden zij niet, hetgeen begrijpelijk is als je geest door eigen goedheid tot een gedroogde vijg is gereduceerd.
“Doof, stom en blind, zij zullen niet tot inkeer komen”[koran 2:18] om hun favoriete lectuur aan te halen.
Ik amuseerde mij ermee en nam niet de moeite om te antwoorden, omdat ik werkelijk geloof in de onvoorwaardelijke vrijheid van expressie – en van woede. Hoe grauw zou de wereld er anders uitzien, nietwaar?
Het gaat hier om efemere lezers in een efemeer medium van een stuk dat echter niet zo efemeer lijkt. Als men echter gaat klagen bij de Ombudsman van voornoemd efemeer inktdragend papier, dan word ik benieuwd. Een Ombudsman zou als een professionele lezer beschouwd kunnen worden. Hij weegt de doelstellingen van de krant af tegen de inhoud van de toegelaten stukken van, in dit geval, een Opinie&Debat-katern.
Van een Ombudsman mag men dan inzicht en in elk geval een heldere geest verwachten. Als deze goede man echter het bewuste artikel zo verkeerd representeert als Sjoerd de Jong (de Ombudsman in kwestie) dat doet, dan kan ik, als schrijver van het stuk, niet meer zwijgen.
Er is interpretatie en er is (doelbewust) verkeerd lezen. Over interpretatie valt te twisten, maar niet over een verkeerde lezing. En hoewel het vermoeiend is om een eigen stuk aan de hand van verduidelijk te moeten verdedigen, heb ik liever de vermoeidheid dan het zwijgen. Ik ben liever moe dan lui. Kom dáár maar eens om als Mocro.
Wat mij dwarszit is dat Sjoerd (die ik al lange tijd ken) meegaat in de lezing dat ik ‘Arabieren’ ‘zandnegers en opgezwollen scrotumkoppen’ noem. Als ik dat had willen doen, dan had ik dat ook gedaan – probeer mij eens tegen te houden. Maar in dit geval is dat pertinent onwaar. (Dat ‘opgezwollen scrotumkoppen’ niet in verband is gebracht met de Syriër die wegens gebrek aan seks gezwollen ballen zou hebben en met wie nota bene enige dagen vóór mijn stuk een interview stond in NRC verbaast mij.)
Daar gaan we; de eindalinea’s waarin die termen worden gebruikt beginnen met: “Wat een sukkels zijn de Arabische mannen toch, wat een verliezers, wat een stelletje uitschot, dat ze niet in vervoering raken van de zelfstandige, onafhankelijke, autonome vrouw die lucht en leven verzoet.”
En dan wordt de groep Arabieren, die “sukkels, verliezers” en “uitschot”, verder beperkt tot: “Zij komen hier voor vrijheid (zeggen ze), maar kunnen niet velen wat de vruchten van die vrijheid zijn.”
Voor degene die zich hun grammatica nog kunnen herinneren: dit heet ‘beperkende bijzin’.
Want heb ik hiervoor in het stuk geen voorbeelden gegeven van Arabische mannen in de 9de eeuw die via een inventie van pre-islamitische literatuur een andere idealiserende blik gaven op een vrouw van vlees en bloed, die bezongen werd in haar naakte schoonheid en seksualiteit? (Vink.) Gaf ik geen voorbeeld van de opkomst van de travestieten in de 8ste eeuw die zich aan het islamitisch machismo probeerden te onttrekken door hun vrouwelijke kanten te tonen? En die immens populair waren? (Vink.)
Was er geen ruimtegebrek geweest dan had ik aandacht kunnen schenken aan de 9de eeuwse dichter Ibn Hukayma/Hulayma (de naam is betwist), wiens poëzie compleet gewijd is aan zijn impotente penis. Contemporaine literatoren wijzen erop dat dit een literair verzet was tegen de heersende poëzie in zijn tijd die in het teken stond van heldhaftige veldslagen en mannelijk vertoon van strijdlust. Ik heb verschillende gedichten van deze muzenzoon vertaald. (De dichter Menno Wigman was er zo van gecharmeerd dat hij een eigentijdse gedicht schreef getiteld Aan mijn pik.)
En ik had zeker kunnen wijzen op de dichter Djahshawayh (ook 9de eeuw) wiens poëzie (waarvan er helaas weinig te vinden is) enkel het genot bezong van het gesodomiseerd worden, ubna, wat we tegenwoordig passieve homoseksualiteit zouden noemen. Minder mannelijk dan dit krijg je het niet.
Het is niet vreemd dat de 9de eeuw hierin zo’n belangrijke rol speelde, het was de tijd van de Abbasidische dynastie (749-1285), waarin de Arabische hegemonie omver werd geworpen en plaats maakte voor de verfijnde en efebofiele cultuur van de Perzen.
Ja, Sjoerd, van de Perzen: dat de slavinnen op het schilderij bij het stuk van mij Perzisch zouden zijn, doet daar niks aan af: Perzen zijn Indo-Europeanen en blank is blank, ongeacht de afkomst. (Zie ook mijn opmerking over de prijs van blanke slavinnen tot ver in de 19de eeuw!)
Deze tijd is dus vooral fascinerend vanwege het verzet tegen het Arabisch machismo. Dat het tot de 19de eeuw heeft geduurd, na de invasie van Egypte door Napoleon, voordat Arabieren beseften dat de vrouwelijke positie hevig aan verbetering toe was, heeft dan ook alles met de Westerse invloeden te maken. Kan ik niks aan doen. Dat het niets heeft geholpen uiteindelijk, is enkel een bewijs dat geen kruid van de heilzame werking van het imperialisme en het kolonialisme (maar dat heb ik heb in een boek behandeld) tegen de islamitische starheid gewassen is.
En dan schrijft Sjoerd de Jong dit nog: “Maar het belangrijkste lijkt me dit. Uiteindelijk gaat het in dit dossier om argumenten en een palet aan onderbouwde meningen, pijnlijk of niet, die het debat verder helpen.”
Misschien heb ik het over hoofd gezien, maar noch jij, noch de briefschrijvers hebben mijn argumenten noch ‘palet aan onderbouwde meningen’ (hoe retorisch! een ware synesthese!) onderuit weten te halen. Al had ik ze laten klinken als een leeglopende fietsband in de infernale ketelmuziek van ‘columnistenspel’ en ‘journalistieke ernst.’
Dit kun je niet menen! Wie bepaalt dit? Wie bepaalt wat het debat verder helpt? Al blijft de ellende hetzelfde.
‘Journalistieke ernst?’ Heer in het hemd!
En dat zeg jij, Sjoerd, die in je stuk over het al dan niet gebruik van de term Daesh of IS een stukje overschrijft uit The Guardian zonder bronvermelding?
Het blijft me verbijsteren en uit mijn slaap houden: vingers die enkel een toetsenbord beroeren zijn blijkbaar erger dan ongewassen vingers die vrouwen vernederen. Journalistieke ernst – laat me niet in voetzoekers van gelach uitbarsten.