Droevige weelde van het goede geweten: geen generatie zo narcistisch als de babyboomers

24-01-2016 12:21

Wie aan het einde van de Koude Oorlog had verwacht schuldbewuste 68ers door de straten te zien schuifelen kwam bedrogen uit. Geen enkele babyboomer stond in de etalage om zichzelf te betichten van politieke oplichting, wegkijken, karaktermoord en erger.

Toch zou een dergelijke zelfkastijding niet zo raar zijn geweest. Immers, de ‘protestgeneratie’ blijft onlosmakelijk verbonden met de verwezenlijking van linkse utopieën die wereldwijd miljoenen mensen het leven hebben gekost. Dat deze hel vol goede voornemens tamelijk veel schaduwkanten had vonden velen, om niet te zeggen de meeste wereldverbeteraars, van ondergeschikt belang. Waar gehakt wordt vallen nu eenmaal spaanders.

Verovering der hegemonie

Al gauw bleek dat het politieke en economische socialisme zich niet zo eenvoudig liet verwezenlijken, vooral niet in het Westen. Het was ook alleszins onzeker of de meeste 68ers dit wel zo wenselijk achtten. Men moet waarschijnlijk teruggaan naar de tijd van het Romeinse Rijk om een generatie te vinden die zo narcistisch was ingesteld als de babyboomers. Wat hun revolutionaire eisen ook mochten behelzen, hun persoonlijke devies luidde doorgaans: ‘De wereld, dat ben je zelf!’
En door zichzelf met de wereld te verwisselen, verbraken ze goeddeels het contract tussen de generaties.

De eigenlijke invloed van de 68ers ligt niet op het politieke of economische vlak maar op dat van de cultuur. Binnen de kortste keren veroverden ze hier de hegemonie. Geen tv- of radiozender, geen krant of studierichting, overal waren feminisme, pacifisme, androgynie, kapitalismekritiek, popcultuur, multiculturalisme, nieuwe spelling en pasta in een rap tempo ingeburgerd.

Censuur en zelfcensuur als kunstvorm

De mens bleek een maakbaar wezen. De redeloze elementen en krachten van zijn natuur konden door heropvoeding bedwongen worden, dacht men. Lukte dit niet dan werden ze doodgezwegen. Kritiek op dit nieuwe mensbeeld werd met het vuur van religieuze scherpslijpers afgestraft. En wie niet horen wilde moest maar voelen.

Al sinds de dagen van Mao Tse-tung hadden 68ers de censuur en zelfcensuur tot kunstvorm weten te verheffen. Wie het niet eens was met heersende linkse opvattingen, wie zelfs maar kanttekeningen bij dit wereldbeeld durfde te plaatsen, werd voor ‘fascist’ uitgemaakt en, indien mogelijk, kaltgestellt.

Met een feilloos instinct voor politiek opportunisme heeft een hele generatie geleerd eerst bij linkse predikers te rade te gaan alvorens een eigen mening te ontwikkelen. Deze euthanasie van het kritisch denken, ook wel politieke correctheid genaamd, geraakte na de val van de Muur in de hoogste versnelling en werpt inmiddels zijn vruchten af. Grenzeloosheid is letterlijk en figuurlijk troef.

Links en sociaal?

Waren 68ers links? Dat is een kwestie van definitie. Een bewusteloze gehoorzaamheid aan het gave standpunt is nog niet links. Waren ze sociaal? Ook dit is vaker beweerd dan bewezen. Men kan erover twisten. Het zou echter een grote misvatting zijn te denken dat babyboomers geen open oog voor hun eigen materiële welbevinden hadden. Dat een aanzienlijk deel hunner zich thuis voelt in de EU, dat de meeste 68ers deze club in ieder geval geen strobreed in de weg hebben gelegd en dat haar beroepsintellectuelen op de handel werden afgericht, mag niet verbazen. En wat kan een modern casinokapitalisme beter verhullen dan linkse fraseologie?

Valt er dan geen goed woord over de 68ers te zeggen? Vooruit: zij revolteerden tegen een cultuur die inderdaad nog veel trekjes van een standensamenleving had. Maar in hun mateloze overdrijving en bekeringsdwang heeft deze generatie keer op keer het kind met het badwater weggegooid. Wel beschouwd was hun opstand dan ook niet meer dan een revolte van bourgeoisjongens en bourgeoismeisjes met een erg lange pubertijd. Deze levensfase was definitief voorbij toen er iets te erven viel.

Waaraan je ze herkent? Aan hun zwerftochten door het grenzeloze Europa – en aan hun goede geweten.