“Als het een ja is, dan zeggen we we gaan door en als het een nee is, dan zeggen we we gaan door”, aldus President Juncker van de Europese Commissie in 2005, destijds nog premier van Luxemburg, over het Franse referendum over de Europese Grondwet. Een uitspraak die goed kenmerkt hoe de EU het aanstaande Nederlandse referendum over het associatieverdrag met Oekraïne ziet.
“Als zaken serieus worden, dan moet je liegen” (mei 2011) en “We beslissen iets. We brengen dat dan in en wachten enige tijd om te zien wat er gebeurt. Volgt er geen misbaar, breekt er geen opstand uit – de meesten begrijpen toch niet wat er is beslist – dan gaan we weer wat verder. Stap voor stap tot er geen terugkeer meer mogelijk is.” (in Der Spiegel, 1999). Nog een tweetal op zijn minst opzienbarende uitspraken van de leider van een Unie die democratie, gelijkheid en rule of law tot haar grondbeginselen rekent.
De wijze waarop het nee van Nederland en Frankrijk tegen de Europese Grondwet via het Verdrag van Lissabon alsnog werd omgebogen tot een ja, wordt goed verwoord door bovenstaande uitspraken van Juncker. Het was een van de beslissingen die er aan bijdroeg dat voor de gemiddelde Nederlandse en Europese burger de EU uitgegroeid is tot een elitair project dat, zoals Juncker zelf ook toegeeft, op vaste snelheid doordendert. De zorgen en meningen van haar burgers zijn daarbij niet meer de primaire check and balance op deze snelheid. Het gat tussen nationale en Brusselse politici en beleidsmakers en de bevolking is groter dan ooit. De compleet verlaten Amsterdamse kades op 7 januari bij de aankomst van Europa’s hoogste politieke leider voor de opening van het Nederlandse voorzitterschap van de EU spraken boekdelen. Europa is heel ver weg.
Het gevoel weinig tot geen inspraak te hebben in Europese beleidsbeslissingen heeft geleid tot een groeiende vermoeidheid en frustratie ten opzichte van de Unie. Een vermoeidheid en frustratie die de Unie zelf in de kaart speelt. Weinig Europese burgers zullen immers tegen Europese samenwerking zijn. Integendeel, Europese natiestaten hebben via hun samenwerking de afgelopen zeventig jaar een ongeëvenaard niveau van welzijn bereikt. Door het moedwillig negeren van kritiek op de snelheid van de Europese trein, het frustereren van pogingen om deze snelheid aan te passen (zoals de referenda) en arrogantie naar de burger ‘die Europa toch niet begrijpt’ komt die belangrijke samenwerking juist verder onder druk te staan. De Brusselse houding ten opzicht van het Oekraïne-referendum is daar een tekenend voorbeeld van.
In dat licht is het daarom makkelijk en simplistisch om de initiatiefnemers van het referendum, Geenpeil, weg te zetten als revanchistische populisten die Rusland in de kaart spelen door het optuigen van een onderbuikgevoel-referendum. Hiermee wordt de democratische intentie van het referendum, alsook de door het parlement aangenomen wet die haar mogelijk maakt, grof tekort gedaan. Deze negatieve kwalificaties maken het tevens makkelijk een inhoudelijke discussie over het associatieakkoord én de democratische legitimatie van verschillende Europese instellingen uit de weg te gaan. En dat inhoudelijk debat moet juist gevoerd worden – ook als dat tot vertraging van de Europese trein leidt.
Politici, zowel in Nederland als in Brussel, zouden het referendum moeten toejuichen in plaats van frustreren. De dreigende uitspraken van Juncker tijdens zijn bezoek aan Amsterdam over een ‘continentale crisis’ zijn volslagen ongepast. Dat geldt ook voor de pogingen van coalitiepartijen VVD en PvdA om het referendum via onvoldoende financiering en het halveren van stemhokjes in gemeenten onder de vereiste 30% opkomst te laten eindigen. Het zal slechts bijdragen aan grotere weerzin tegen de Europese trein. Kinderachtige en ondemocratische oproepen van Arend-Jan Boekestijn (VVD) en Rob de Wijk (D66) om vooral niet te gaan stemmen op 6 april gaan in tegen het op papier liberale esprit de corps van hun partijen en de waarden van de Unie waar zij achter staan.
Democratie en respect voor de rechtsstaat, waar vrije en eerlijke verkiezingen een onderdeel van vormen, behoren tot de kernwaarden van deze Unie en staan centraal in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In ontelbare verklaringen, resoluties, raadsconclusies, wetteksten en persberichten onderstreepten de verschillende instituten van de EU het belang van dit principe. Steun voor democratie en participatie in verkiezingsmonitoring vormt ook een vast onderdeel van het Europese buitenlandbeleid, waarbij vrije en eerlijke verkiezingen die de stem van het volk respecteren het uitgangspunt is. Deze principes dienen niet per ommegaande opzij geschoven te worden wanneer een referendum met mogelijk voor Brussel ongunstige uitkomsten wordt georganiseerd.
Het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne gaat daarom over veel meer dan het associatieverdrag met Oekraïne. Het is een lakmoesproef voor de geloofwaardigheid van de kernwaarden die de Unie intern en extern tracht uit te dragen: inspraak en participatie van burgers in het democratische proces en het respecteren van de uitkomst.
Dát, is democratie.