Opinie

Vrijheid van meningsuiting verdient veel krachtiger steun

29-01-2016 16:20

Wie meer dan een jaar na de bloedige aanslag op vrijheid van meningsuiting in de redactieburelen van Charlie Hebdo de rekening opmaakt omtrent de staat van deze vrijheid, zou nog wel eens teleurgesteld kunnen worden. Ondanks een zondvloed aan verbale steun voor vrijheid van meningsuiting, bleek de realiteit vaak een stuk weerbarstiger en vooral politiek correcter.

Een zeer zorgelijke trend in liberale democratieën, die in 2015 meer dan ooit aan kracht won, is dat sommigen menen dat het ‘recht’ om niet gekwetst te worden het recht op vrijheid van meningsuiting overstijgt. Het is bij uitstek politieke correctheid die de draaiende motor achter dit zogenaamde ‘recht’ vormt – een ‘recht’ dat er voor moet zorgen dat personen tegen ‘beledigende of kwetsende meningen’ worden beschermd.

Het toelaatbare

Het probleem is natuurlijk dat ‘kwetsend’ een zeer subjectief woord is. Wat kwetsend is voor persoon A, kan normaal zijn voor persoon B. Wie bepaalt er wat kwetsend is? Wie kan er objectief beoordelen of de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden?

Vrijheid van meningsuiting, vanuit een Milliaans perspectief – een perspectief dat een kernelement van onze liberale democratieën is – wordt slechts gelimiteerd door het volgende: het oproepen tot geweld. In een functionerende democratie zal het daarom de taak van het rechtsstelsel zijn om te bepalen of een dergelijke oproep plaatsvond. Het is de wet– en niet een verstikkende politieke correctheid – die de scheidslijn vormt tussen wat acceptabel is en wat niet.

Verontwaardiging

Deze Milliaanse demarcatie beweegt recent echter met grote snelheid, naar het punt waarbij een spreker die een andere mening verkondigt reeds als ‘kwetsend’ kan worden weggezet. Bijvoorbeeld Maryam Namazie, een Iraanse seculiere mensenrechtenactivist die in eerste instantie verboden werd om te spreken op de Universiteit van Warwick in het Verenigd Koninkrijk, omdat haar standpunten als ‘kwetsend’ werden ervaren door moslims. Er was geen gerechtelijke uitspraak tegen haar. Er werden geen wetten toegepast. Het was slechts de verontwaardiging van een groep die elk punt van kritiek op haar ideologie dusdanig vervelend en confronterend vindt dat alles met ‘kwetsend’ wordt gekwalificeerd, of erger – en nog meer incorrect – ‘racistisch’.

Het is spijtig en zorgelijk dat een dergelijke praktijk voldoende lijkt om te voorkomen dat mensen spreken over een thema dat zij belangrijk achten, en nog belangrijker: waarover zij het recht hebben om te spreken.

En de zaak van Maryam Namazie staat niet op zichzelf. Met steeds grotere frequentie worden in Westerse landen sprekers toegang tot universiteiten ontzegd omdat groepen studenten hun meningen ‘kwetsend’ vinden. Twee professoren aan de Universiteit van Yale in de VS werden publiekelijk aangevallen omdat ze de vrije keuze van elke student om een halloweenkostuum te kiezen verdedigden, zelfs als sommige van deze kostuums wellicht als ‘beledigend’ werden ervaren door anderen. Feministe Julie Bindel werd verboden te spreken op de Universiteit van Manchester, net als journalist Milo Yiannopoulos – beide voor het uiten van meningen over transgenders die ver van het liberale middenveld liggen. Hetzelfde gebeurde met feministe Germaine Greer aan de Universiteit van Cardiff. Deze mensen riepen nooit op tot geweld. Ik deel hun meningen over transgenders niet. Vele anderen zullen dat ook niet doen. Maar het is irrelevant hoeveel mensen het met ze oneens zijn. Ze hebben simpelweg het recht hun mening te uiten. Dat is de essentie van vrijheid van meningsuiting.

Een tendens van politieke correctheid

Het probleem gaat een stuk verder dan universiteiten. De Westerse politiek en media worden in toenemende mate gedomineerd door een tendens van politieke correctheid, die immer klaarstaat om  ongemakkelijke feiten en gebeurtenissen te bagatelliseren, onder het tapijt te schuiven of te kwalificeren als ‘kwetsend’ en ‘niet-constructief’. Het zijn niet per se de feiten meer die er toe doen, maar hoe de feiten gepercipieerd kunnen worden. Toch zijn universiteiten, de politiek en de media bij uitstek de plekken waar mensen met andere meningen, ideeën en tradities geconfronteerd moeten worden. Als het niet daar gebeurt, waar dan wel?

‘Zijn we daadwerkelijk een maatschappij geworden waarin gevoelens belangrijker zijn dan feiten?’

Zijn we zoveel achteruit gegaan sinds Voltaire’s “Ik mag het dan oneens zijn met wat u zegt, maar ik zal tot de dood erop volgt uw recht verdedigen om het te zeggen”?

Zijn we daadwerkelijk een maatschappij geworden waarin gevoelens belangrijker zijn dan feiten?

De toon, noch de inhoud van een mening – gegeven dat deze niet tot geweld oproept – zou als een excuus gebruikt moeten worden om de mening in kwestie te censureren, hoe juist of onjuist zij inhoudelijk ook is. Democratieën tieren welig bij een levendig publiek debat, niet bij (zelf)censuur via de subjectieve gevoelens van haar onderdanen of politieke correctheid. Zouden we ons iets moeten aantrekken van mensen die beledigd zijn door een Merry Christmas op een beker van Starbucks of een cartoon van Muhammed in de krant? Het staat eenieder vrij om ergens anders koffie te kopen, of een andere krant te lezen.

‘Ik ben daar best door beledigd’

Ik denk aan wat Stephen Fry ooit zei: “Het is zo normaal deze dagen om iemand te horen zeggen: ‘Ik ben daar best door beledigd.’ Alsof dat deze persoon bepaalde rechten verschaft. Het is eigenlijk niets meer dan gesnotter. ‘Ik vind dat beledigend.’ Het heeft geen betekenis. Het heeft geen doel. Er is geen reden deze zin te respecteren. ‘Ik ben daar door beledigd.’ Ja, dus?”

Als vrijheid van meningsuiting iets betekent, dan betekent het om geconfronteerd te worden met ideeën en meningen waar je het stevig mee oneens bent. En als onze Westerse maatschappij daar in groeiende mate niet mee om kan gaan, dan is vrijheid van meningsuiting wellicht een platitude geworden. Dan geloven we wellicht wel in vrijheid van meningsuiting, maar zijn we niet bereid het ook daadwerkelijk te verdedigen.

En vrijheid van meningsuiting, zoals elke vrijheid, is slechts zo sterk als diegenen die haar durven te verdedigen.