Dat er nieuwe of originele ideeën in een literaire roman worden gepresenteerd, zou natuurlijk mooi zijn, maar een voorwaarde voor succes is dat zeker niet. Die les lijkt de Finse auteur Philip Teir (1980) terdege te hebben geleerd, want in zijn debuutroman Familie – de titel geeft het niet-avontuurlijke karakter van het boek meteen al een smoel – gaat het er allesbehalve wild aan toe. De hoofdpersoon Max is, bijvoorbeeld, een socioloog. En zijn vrouw, Katriina, heeft, om de denkelijke doelgroep van deze roman niet meteen te vervreemden, een goedbetaalde overheidsfunctie. Tja. En hoe verrast ben je dan als lezer dat het huwelijk tussen deze twee conformistische echtelieden niet sprankelend meer is? En dat Max een beetje weg zwijmelt als hij in de aanloop naar zijn zestigste verjaardag ruime aandacht krijgt van een jonge journaliste van ‘Helsingin Sanomat’, die alles van hem wil weten over de ‘wilde jaren zeventig’? En, o la la, nog wel meer dan dat!
Als je de plotlijn van Familie als leidraad neemt voor je kwaliteitsoordeel, stevent deze roman af op een ‘dikke paal’, de in het klaslokaal gangbare naam voor het rapportcijfer één. Ofwel, wat verhaal betreft is dit een flutromannetje van jewelste. Want bleef het nog maar bij een ingezakt huwelijk, dan was dat misschien nog te verteren. Maar er zijn ook nog twee dochters, waarvan er eentje, Eva, in Londen ‘Kunst’ gaat studeren. En zal je net zien: één van haar docenten is een woest aantrekkelijke man, die er een open relatie op nahoudt en binnen de kortste keren probeert uit te vogelen wat voor talenten Eva, naast haar tekentalent, nog meer bezit. Moeder Katriina vindt het geflierefluit in Londen maar doodeng, terwijl Max het te druk heeft met fantaseren over de jonge journaliste, die bij elke ontmoeting de stouterik in hem wat verder naar boven haalt. Het lijkt erop of Philip Teir in een gemakzuchtige bui even met Linda de Mol gebeld heeft en de verwikkelingen in het Gooi gladjes naar de Finse hoofdstad Helsinki heeft getransponeerd.
Dat het lezen van Familie desondanks geen straf is, heeft vooral te maken met de goed getroffen nestgeur, dat een middenklasse gezin nu eenmaal aankleeft en door Teir, laten we zeggen, vakkundig wordt geschetst. Briljante zinnen, hilarische scènes of verkwikkende passages ben ik in deze roman nergens tegengekomen (en dat ‘klopt’, want een middenklasse gezin is nooit briljant, hilarisch of verkwikkend). Nee, de kracht van dit boek ligt in de bijna kloosterlijke manier waarop Teir die doodsaaie en voorspelbare levens uittekent, tot aan het achterlaten van commentaren op een internetforum, de zorgen omtrent verdwenen hamsters en het wel of niet verlaat zijn van een vliegtuig tussen Londen en Helsinki.
Misschien is de minutieuze aandacht van Teir voor zijn hoofdpersonen wel enigszins vergelijkbaar met die van NCRV-presentator Joris Linssen, als hij op Schiphol naar wildvreemden toe stapt en probeert hun innerlijke leven via een paar welgemikte vragen in een overzichtelijke clichévorm te gieten, met dit verschil: dat wat Linssen in een paar vragen probeert te doen Teir over ruim driehonderd bladzijden uitsmeert.
Misschien moet het oordeel over Teir, juist vanwege het slappe verhaaltje, dus wel naar de positieve kant uitvallen. En getuigt het van enorm vakmanschap om de lezer zo lang bij de les te houden, terwijl de dilemma’s in dit gezin zo truttig zijn. Als Max op driekwart van de roman dan eindelijk in een afgelegen vakantiehuisje belandt met de ravissante journaliste en er na ampele overweging een joint wordt gerookt, waarna de journaliste in slaap dommelt en Max buiten in de kou zijn leven overdenkt, noteert Teir, in zijn prozaïsche stijl, over de volgende ochtend:
Max voelde zich een idioot. Blijkbaar had hij niet de tegenwoordigheid van geest om zijn kans te grijpen. Hij probeerde het als iets positiefs te zien: misschien was hij gewoon een goed mens? Misschien was hij niet het type man dat vreemdging?
Hoewel er aan het verhaal weinig Fins te ontdekken valt en de familieperikelen van dit gezin moeiteloos naar elk West-Europees land te verplaatsen zouden zijn, past het onvermoeibaar volgen van voorspelbare levens misschien wel in een Scandinavische traditie, denk bijvoorbeeld aan de Zweedse mastodont August Strindberg. Dat de achterflap dit kabbelende proza als ‘vlijmscherp en geestig’ betiteld en zou lezen als ‘een grootse, hedendaagse Amerikaanse roman’, rubriceren we tot slot maar in de categorie gebruikelijke reclamepraat. Hoezo ‘groots’?
Teir kleurt in Familie uitgesproken kleinburgerlijk binnen de lijntjes. En doet dat, ten hoogste, best knap.
‘Familie’, Philip Teir, Ambo Anthos, EUR, 19,99