Het is tijd voor de vertrouwelijke perslunch van de Europese Commissie in het Haagse perscentrum Nieuwspoort. Dinsdag worden de journalisten bijgepraat over “het Europees Semester”. Het gaat volgens de spreker om “de nieuwe sociaal-economische governance structuur”. Het is heel leerzaam: er passeren veel Engelse termen die het semester heel belangrijk laten lijken: “annual growth surveys”, “national reform programs” en “country-specific recommendations”. Er zijn “in depth reviews’, “early warning systems” en er is “intensive monitoring”. We leren dat het Europees Semester al sinds 2010 bestaat. Nooit geweten.
Het Europees Semester is het antwoord van de EU op de eurocrisis. Het bouwt voort op al dat andere belangrijke beleid zoals het Stabiliteitspact en de Lissabonstrategie. Eigenlijk is het beleid in enkele zinnen uit te leggen: de Europese Commissie probeert het economisch beleid in de EU te coördineren vanwege de euro. Er zijn heel veel rapporten en overleggen over dat beleid in een doorlopende cyclus. Dit proces leidt tot aanbevelingen van de Europese Commissie aan de regeringen van de lidstaten. Het is de bedoeling dat die worden uitgevoerd.
Een wetenschapper vertelt ons dat er over het Europees Semester nog veel discussies worden gevoerd: de vraag is bijvoorbeeld of er met het economisch beleid sociale doelen mogen worden nagestreefd. Er zitten maatregelen in het economisch beleid die sociale gevolgen hebben – zoals de hervorming van pensioenen – maar mag je als land ook sociale doelen als uitgangspunt hanteren?
De tweede discussie is de implementatie door de lidstaten van de adviezen. Gebeurt dit wel voldoende? De derde discussie zijn de sancties. De wetenschapper zegt dat sancties eigenlijk niet zo belangrijk zijn. Er is veel overleg tijdens het Europees Semester en men vraagt elkaar steeds om allerlei input. De Commissie en de lidstaten proberen consensus te vinden. Er moet draagvlak voor de voorstellen zijn. Sancties zijn er alleen in uitzonderingsgevallen. In de EU wil men vooral van elkaar leren, leren we.
De goede verstaander leert hier dat deze wetenschapper de discussie of het Europees Semester überhaupt zou moeten bestaan, niet als discussie opvat: het semester is een vanzelfsprekendheid.
Sancties zijn er volgens een aanwezige Commissie-ambtenaar alleen bij excessieve begrotingstekorten en grote macro-economische onevenwichtigheden. Wanneer iets onder deze termen valt is niet helemaal duidelijk. PvdA-Europarlementariër Paul Tang – vandaag een van de sprekers – legt dit echter opmerkelijk simpel uit: het gaat om een politiek proces en dus zijn dit politieke opvattingen. Tang meldt dat onderzoek laat zien dat Frankrijk in de Europese Raad het systematisch voor elkaar krijgt aanbevelingen in de door de Fransen gewenste richting te wijzigen. Frankrijk wordt daarom relatief weinig op de vingers getikt.
Maar Tang gaat nog even verder. Volgens hem kun je het semester als populist gemakkelijk “een eliteproject” noemen. Ten eerste doet het semester niet wat het moet doen. De coördinatie werkt niet en de euro staat er nog steeds heel slecht voor. Lidstaten maken nog steeds nationaal beleid en geen EU-beleid. Ten tweede is het semester ondemocratisch. De ongekozen Commissie heeft het voortouw, de lidstaten kunnen alleen wijzigingen aanbrengen als ze het massaal oneens zijn met de Commissie en het Europees Parlement mag alleen vrijblijvend adviseren.
Ook de nationale controle op het Europees Semester schiet tekort. Tang – zelf ooit Tweede Kamerlid – meldt dat het heel lastig is voor de Kamer iets te doen op dit dossier. De regering overlegt in Brussel en komt terug met de besluiten – bv. instemming met een Commissie-advies – die eigenlijk niet te wijzigen zijn. Nationale parlementen in alle lidstaten hebben hier last van.
En zo formuleert Tang de kern van het probleem van het Europees Semester: als je sancties wilt opleggen aan een EU-land dat Commissie-adviezen negeert, moet je van goede huize komen: je hebt een legitimatie nodig. Die is er bij het Europees Semester niet omdat het proces niet democratisch is. Er is geen democratische reden om een EU-land als Frankrijk op de vingers te tikken.
De Commissie blijft praten om het beleid te coördineren, al lukt dat niet erg. Eigenlijk moet (de dreiging van) sancties het werk doen. Maar die sancties zijn er in de praktijk niet. Wat dit zegt over de toekomst van de euro laat zich raden.
Dit jaar doet Chris Aalberts onder de titel Bruslog – Brusselse logica – verslag van Europese politiek in Brussel, in Den Haag en in het land. Ondanks de Nieuwspoortcode – bronnen niet noemen – vond Paul Tang het goed dat hij werd genoemd.