Voor de samenleving regelt nieuwe wet een efficiëntere aanpak van misstanden. Maar de rechtspositie van een klokkenluider zelf blijft een uitermate zwakke schakel, ondanks de bewering van Ronald van Raak.
De praktijk leert dat klokkenluiders die een misstand melden, vaak stuiten op een muur van onbegrip. Vaak veroorzaakt doordat het management de misstand bewust onder het vloerkleed wil houden of omdat de organisatie overheerst wordt door een angst- en intimidatie-cultuur, die in stand wordt gehouden om kritische werknemers de mond te kunnen snoeren. Recente voorbeelden bij het Europees Octrooibureau en bij het Miniserie van Veiligheid en Justitie tonen dat aan. Zo’n cultuur is niet gemakkelijk door wet en regelgeving te bestrijden. Dat is immers een uitingsvorm van mismanagement dat primair door de topleiding en toezichthouder van een bedrijf of instelling bestreden zou moeten worden. En juist die topleiding houdt een dergelijke cultuur vaak bewust in stand. Ook dat leren de hiervoor genoemde voorbeelden en de geschiedenis van klokkenluider Arthur Gotlieb bij de NZa (Nederlandse Zorgautoriteit).
Klokkenluiders mogen weliswaar na een officiële melding volgens de nieuw wet niet in hun rechtspositie worden benadeeld, maar de wetgever vergeet daarbij dat die bescherming in de praktijk wel heel relatief is. Pesten, negeren, intimideren in combinatie met een heersende angst en intimidatie cultuur kunnen het leven van een klokkenluider ernstig bemoeilijken. Ook al beschermt de wet de rechtspositie van de klokkenluider op papier. Een ontslag op korte termijn kan weliswaar worden voorkomen maar een totaal verziekte werksfeer voor de klokkenluider absoluut niet. En zo’n sfeer leidt vaak alsnog tot een zelf genomen ontslag of tot een arbeidsongeschiktheid die uiteindelijk kan leiden tot een gedwongen ontslag na 2 jaar ziekte.
Een verziekte werksfeer is precies waar een klokkenluider tegen beschermd wil worden als een gesignaleerde misstand eenmaal is geopenbaard en gemeld. De in de wet genoemde verplichting om eerst intern een melding te doen van een misstand vergroot dat risico op een totaal verziekte werksfeer nog eens. Menig klokkenluider kan daar een boekje over open doen.
Interne klokkenluiderregelingen lijken op het oog de belangen van klokkenluiders goed te borgen. Maar schijn bedriegt. Soms verplichten deze interne klokkenluider regelingen dat de zogenaamde onafhankelijke onderzoekscommissies de resultaten van hun onderzoek naar misstanden uit moeten brengen in de vorm van (min of meer vrijblijvende) adviezen en aanbevelingen aan de topleiding van de instelling. Met de bevoegdheid van de topleiding om die uitgebrachte adviezen volledig naast zich neer te mogen leggen. Veel klokkenluiders vertrouwen derhalve volstrekt ten onrechte op een effectieve bescherming door interne klokkenluiderregelingen. Ook op dit vlak heeft de nieuwe wet belangrijke juridische gaten niet (goed) gedicht.
Ondanks de goede bedoelingen van de politiek beschermt het Huis voor de Klokkenluiders de klokkenluider feitelijk dus niet. De kans om geslachtofferd te worden en uiteindelijk het onderspit te delven blijft nagenoeg even groot als voor de invoering van de nieuwe wet. Tijdelijk is er weliswaar sprake van een ontslagbescherming maar dat is volstrekt onvoldoende om een blijvende en effectieve bescherming te bieden tegen alle ongemakken waar een klokkenluider tegenaan kan lopen.