Sinds het begin van de burgeroorlog in Syrië is meer dan 11 procent van de bevolking gewond geraakt of omgekomen. Dat staat in een nieuw rapport van het Syrian Centre for Policy Research (SCPR), schrijft The Guardian donderdag.
Het aantal doden als gevolg van de oorlog, zowel direct als indirect, wordt door het SCPR becijferd op 470.000. Dat is veel meer dan de 250.000 doden die de Verenigde Naties anderhalf jaar geleden noemden voordat ze stopten met tellen.
Van de 470.000 slachtoffers kwamen er 400.000 om door geweld, aldus het SCPR. De overige doden vielen onder meer door gebrekkige gezondheidszorg en een gebrek aan voedsel en schoon water.
Sinds de strijd in 2011 losbrak, zijn 1,9 miljoen mensen gewond geraakt. Ook is de levensverwachting enorm gedaald, van 70 jaar in 2010 tot 55,4 jaar in 2015.
De economische schade schat het SCPR op omgerekend ruim 225,7 miljard euro.
De VN hielden jarenlang een telling bij van het slachtoffertal in Syrië, maar stopten daarmee halverwege 2014. De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten gaf toentertijd aan niet genoeg toegang tot het land te hebben en steeds minder te kunnen vertrouwen op andere bronnen.
“We hanteren zeer diepgravende onderzoeksmethoden en we zijn zeker van deze cijfers”, zei Rabie Nasser, de opsteller van het rapport, tegen The Guardian.
Het SCPR was tot voor kort in de Syrische hoofdstad Damascus gevestigd en het onderzoek werd ter plaatse uitgevoerd. De groep houdt een neutrale toon aan en weerhoudt zich van kritiek op de Syrische regering en haar bondgenoten.
Met uitzondering van terreurbeweging Islamitische Staat worden alle tegenstanders van het regime ‘gewapende groepen’ genoemd.
Anp