Deze week vond de 116e plenaire zitting van het Comité van de Regio’s plaats: de EU-instelling waarin lokale en regionale overheden EU-instellingen adviseren over allerlei Europees beleid. Deze instelling staat niet bekend om haar impact en doet haar werk grotendeels in volledige anonimiteit. Dat blijkt al bij het ophalen van de toegangsbadge. De beveiliging moet nadenken waar die opgehaald moet worden: het Comité vergadert plenair maar enkele keren per jaar en dus komen er niet elke dag journalisten langs.
Dat geldt ook als er een plenaire vergadering is. Op de balie liggen zo’n dertig toegangspasjes van journalisten die vooraf accreditatie hebben aangevraagd. Zonder aanvraag vooraf kom je er bij het Comité van de Regio’s niet in. Het is nog vroeg en dit is de eerste dag om de accreditatie op te halen. Dit aantal pasjes is dan ook het maximale aantal journalisten wat in de hele EU de moeite heeft genomen naar deze plenaire sessie te komen. Bij een toespraak van Donald Tusk, de voorzitter van de Europese Raad, zitten acht journalisten op de gereserveerde plaatsen.
De toegangsprocedure is apart ontworpen voor het Comité en wijkt dus af van die van andere EU-instellingen. De interesse in het Comité is zo beperkt dat niet eens wordt vermeld of je met een permanente toegangspas – bedoeld voor alle EU-instellingen – ook naar het Comité van de Regio’s mag. Dat mag bij de plenaire vergadering in ieder geval wel: het Comité van de Regio’s heeft geen eigen vergaderzaal en gebruikt daarom die van het Europees Parlement. Daar hebben correspondenten wel standaard toegang toe.
Maar de correspondenten laten zich deze week niet in het Europees Parlement zien. Het is “achterbanweek”: de veronderstelling is dat Europarlementariërs deze dagen gebruiken om in eigen land de achterban te bezoeken. Het werk in Brussel ligt stil: geen vergaderingen, geen sessies en geen persberichten. De televisiestudio wordt niet gebruikt, de koffiebar in de centrale hal is dicht en in de gangen kun je een kanon afschieten. Een prima week dus om dit leegstaande gebouw te gebruiken voor deze vergadering van lokale en regionale overheden.
Aangezien het Europees Parlement twee keer zoveel leden heeft als het Comité, blijven de meeste plaatsen leeg. Bij de ingang van de plenaire zaal hangt een groot plakkaat waarop staat aangegeven wie waar moet zitten. In de zaal staan overdreven grote nummers en naambordjes bij de stoelen. Anders kunnen de leden kennelijk de stoel niet vinden waarop ze slechts enkele dagen per jaar plaatsnemen.
Men vergadert hier – gespreid over twee dagen in tien uur – over werkelijk alles. Op de agenda staat achtereenvolgens het Nederlands voorzitterschap, de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt, leeftijdsvriendelijk toerisme, een “Uniekader” voor gegevensverzameling in de visserijsector, innovatie en modernisering van de plattelandseconomie, indicatoren voor territoriale ontwikkelingen, bedreigingen van Schengen en het hernieuwde kader voor Europese samenwerking ten aanzien van jeugdzaken. Niet echt regionale thema’s dus.
Het Comité van de Regio’s is formeel geen vrijblijvende club: het is een officiële adviesinstelling die bij sommige besluiten geconsulteerd moet worden en die in de EU-verdragen is opgenomen. Toch staat deze formele status in schril contrast met de praktijk: de leden worden door lobbyisten en medewerkers van Europarlementariërs weggezet als “ijdeltuiten” en hun rapporten als “totaal overbodig” want “niemand kijkt ernaar”. Een Europarlementariër: “die gaan direct door de shredder”. Zo bezien is het allemaal heel veel gedoe om niks.
We leren hier “de les van Paul Tang”: ondemocratische adviezen zijn niet effectief. Het Comité van de Regio’s is aan niemand verantwoording verschuldigd en het is ook onduidelijk namens wie men precies spreekt. Zo bestaat het Comité uit fracties die het toevallige resultaat zijn van individuele benoemingen en qua grootte geen enkele relatie hebben met de wil van kiezers. Niet zo gek dat iedereen deze instelling als irrelevant ter zijde schuift: er lopen in Brussel immers al genoeg ongekozen en ongecontroleerde lobbyisten rond, ook namens diezelfde regionale overheden.
Dit jaar doet Chris Aalberts onder de titel Bruslog – Brusselse logica – verslag van Europese politiek in Brussel, in Den Haag en in het land.