“‘Integratie’ is toverwoord om politiek falen te verhullen“, schrijft filosoof Stefan Huijboom in dit opiniestuk voor De Volkskrant. Volgens Huijboom transformeert het woord integratie collectieve problemen, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt, tot individuele verantwoordelijkheden. Bij deze analyse slaat Huijboom in onze optiek een aantal punten de plank volledig mis. Hij geeft een collectivistische versie op de problematiek, waar wij graag op een aantal punten een meer individualistisch georiënteerde visie tegenover willen zetten.
Ten eerste dat het integratiedebat – volgens Huijboom een assimilatiedebat – identiteitsproblemen zou veroorzaken, en dat is maar net de vraag. Als dit namelijk niet in dezelfde proportie zou staan tot ieder type bevolkingsgroep, suggereert dat niet het integratiedebat, maar een andere factor die identiteitsproblemen zou veroorzaken. Het is de moeite waard dit te bestuderen onder verschillende etniciteiten en andere socio-demografische gegevens zoals opleiding en geslacht. In onze optiek lijken er minder identiteitsproblemen te liggen bij de groepen waarvan de (perceptie van) integratie hoger ligt.
Ten tweede zegt Huijboom met betrekking tot ‘allochtonen’: “Opperen dat zij zich eenzijdig moeten aanpassen, is kortzichtig.” When in Rome, do as the Romans do. Huijboom gaat toch ook niet een moskee binnen met de verwachting dat de moskee zich naar zijn visie zal aanpassen? Waarschijnlijk respecteert hij in dat geval de heersende gedragsregels, of besluit hij het gebouw niet te betreden. Wanneer we ons op de openbare weg willen begeven is het niet de bedoeling dat we de verkeersborden negeren. Hebben we daar problemen mee, dan moeten we ons volledig uitleven op de driewieler in de achtertuin.
Daarnaast stelt Huijboom, “Iemand die in Nederland is geboren kán zich logischerwijs niet ‘cultureel aanpassen’ aan Nederlanders.” Deze stelling maakt echter de aanname dat de sociale omgeving van die geborene geen blokkade kan vormen aan de (dan al niet nodige) culturele aanpassing. In migrantenkringen is het helaas wel degelijk het geval dat de (veronderstelde) (vrijwillige) assimilatie in veel gevallen actief tegengewerkt wordt, zodat die in Nederland geborene toch gaat afwijken van het sociaal-cultureel acceptabele.
Verder suggereert Huijboom dat discriminatie op de arbeidsmarkt een puur collectief probleem is. Uiteraard is discriminatie op de arbeidsmarkt een probleem dat hard aangepakt moet worden – maar ligt naar onze mening de meest effectieve bestrijdingsvorm juist op individueel niveau. Een individu bepaalt zelf wat zijn of haar toegevoegde waarde kan worden op de arbeidsmarkt; via de studie, stage, en andere ervaringen. Het is uitermate fatalistisch om te stellen dat alleen de overheid -en niet het individu- hier een bepalende rol in kan spelen.
Ten slotte het meest ongefundeerde argument van Huijboom, “ridicule vermogensongelijkheid aanpakken en met het vrijgekomen geld hoogwaardige taallessen aanbieden”. In onze ogen een verkapte poging om ‘nivelleren’ er alsnog doorheen te krijgen. Los van de vraag in hoeverre de vermogensongelijkheid in Nederland ‘ridicuul’ is, lijkt deze voorgestelde oplossing ons geen goede zaak. Feitelijk is dat ook discriminatie van hogere inkomens ten faveure van ‘allochtone’ Nederlanders. Goed taalonderwijs is nodig, maar dat kan ook met andere middelen.
‘Integratie’ is dus niet slechts een toverwoord dat collectieve problemen tot individuele verantwoordelijkheden transformeert. Huijbooms betoog lijkt eerder een verkapte poging om (deels) individuele verantwoordelijkheden tot puur collectieve problemen te transformeren. We mogen niet negeren dat voor het individu zowel op het gebied van culturele aanpassing, als wanneer het gaat om het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt, op individueel niveau een eigen verantwoordelijkheid is weggelegd. Het is onjuist om deze te ontkennen. Er is wel degelijk sprake van (grote) problematiek met betrekking tot integratie en discriminatie. Maar het zijn juist individuen die met hun eigen individuele keuzes kunnen bijdragen aan het bestrijden van deze problematiek. Wij zouden dit dan ook –in tegenstelling tot Huijboom- juist willen aanmoedigen, in plaats van ontmoedigen.