Niet alleen wat het recht is (legaliteit) vormt hier [in dit boek] het voorwerp van aandacht, maar ook wat recht zou moeten zijn (legitimiteit),’ zo schrijven Paul Cliteur en Afshin Ellian, beiden hoogleraar rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden, in het handboek Legaliteit en legitimiteit. De grondslagen van het recht (2016). Het boek heeft fraaie kleurafbeeldingen, voornamelijk van blanke mannen. De lessen van het boek zijn relevant voor meer dan alleen de eerstejaars rechtenstudenten in Leiden, vooral voor (linkse) politici.
Het boek is studiemateriaal voor eerstejaarsstudenten die worden aangespoord zelf na te denken over de grondslagen van het recht, oftewel de rechtsfilosofie. Cliteur en Ellian zijn in het voorwoord duidelijk en open dat zij zelf een standpunt innemen: ‘Wij proberen bepaalde zaken te verdedigen met de beste argumenten die wij kunnen bedenken.’
De auteurs gebruiken in het boek de mannelijke vorm, de hij-vorm. Er is sprake van een male gender bias. Het moge duidelijk zijn dat de auteurs ‘hij of zij’ bedoelen, maar het zou voor juristen toch wenselijk zijn als wat zij schrijven overeenkomt met wat zij bedoelen.
De auteurs scharen zich nadrukkelijk achter de volgende ideologieën in de traditie van de radicale Verlichting: universele mensenrechten, de liberale samenleving, secularisme, atheïsme en humanisme. Met name die laatste is opmerkelijk omdat humanisme zelden in academische context wordt genoemd, noch bij rechten, noch bij filosofie. Ook het expliciete atheïsme is, in academische context, verrassend en zelf gewaagd. De auteurs laten zien dat atheïsme eeuwenlang niet werd getolereerd en dat in veel samenlevingen het nog steeds niet wordt gedoogd en soms zelfs nadrukkelijk vervolgd.
In het boek komen filosofen aanbod uit de geschiedenis van het denken. Een daarvan in Plato. Wat echter niet duidelijk wordt in de tekst is dat Plato, zoals Popper heeft aangetoond, een totalitaire denker is die een dictatuur van een filosoof-koning voor ogen had en waar geen enkele ruimte zou zijn voor de vrijheid van het individu. De zogenaamde grote filosoof Plato is een van de grootste vijanden van de liberale democratie. Het is goed te beseffen dat in de westerse wijsgerige traditie heel wat filosofen zitten die moreel verwerpelijke opvattingen propageerden zoals verheerlijking van dictatorschap (Plato, Heidegger), slavernij goed praatten, religieuze theocratie (Aquino, Augustinus), verheerlijking van geweld (Nietzsche), afkeer van democratie (Aristoteles), discriminatie van vrouwen (Kant, Schopenhauer). Wat dan wonderlijk is dat bij een hoofdstuk over (sociaal)contractdenkers de filosoof John Rawls ontbreekt, terwijl diens beroemde boek A Theory of Justice (1975) een impuls heeft gegeven aan de (juridische) vormgeving van de liberale democratie en de verzorgingsstaat.
Legaliteit en legitimiteit is niet alleen een historisch overzicht, want het boek is gelardeerd met contemporaine voorbeelden over conflicten over mensenrechten, zoals vrouwenbesnijdenis, blasfemie, de totalitaire theocratie in Saoedi-Arabië. Na het lezen over de talloze voorbeelden over Saudi-Arabië vraag ik mij als lezer af hoe het mogelijk is dat Nederland diplomatieke en economische relaties onderhoudt met deze wrede dictatuur die de oliedollars gebruikt om de fundamentalistische islam wereldwijd te promoten.
Het gaat hen echter vooral over hoe radicale godsdienst – die in conflict is met mensenrechten en democratie – benaderd kan worden in een democratische rechtsstaat. De aandacht voor islam komt, omdat de islam (en in ieder geval islamisme, de radicale politieke tak van de islam), in tegenstelling tot hindoeïsme waar ook vrouwen en homo’s onderdrukt worden, invloed heeft op de westerse samenlevingen. Zo is opvallend dat in het boek waar toch veel afbeeldingen in staan er geen afbeelding is opgenomen van een van de omstreden Mohammed-cartoons of een afbeelding uit Charlie Hebdo. Het zou zo maar kunnen dat dit ermee te maken heeft dat het opnemen van een dergelijke afbeelding tot ophef en wellicht zelfs aanslagen zou kunnen leiden. Hieruit blijkt dat de islam anno nu in Nederland censuur uitoefent op een boek dat een pleidooi is voor mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting. Ik denk dat het boek beter helemaal niet geïllustreerd had kunnen zijn, dan met illustraties maar zonder die waar het allemaal om draait.
Cliteur behandelt in het boek de door hem ontwikkelde notie van theoterrorisme, dat wil zeggen terrorisme dat gerechtvaardigd en geïnspireerd wordt door religie, zoals de islam in het geval van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Theoterrorisme vormt een bedreiging voor de liberale rechtsorde en vooral de vrijheid van expressie. Dat terrorisme een religieuze rechtvaardigingsgrond en motivering kan hebben is iets dat in het linkse (multiculturele, politieke correcte) linkerzijde van het politieke spectrum met verve wordt genegeerd en ontkend. Ellian en Cliteur geven tal van met argumenten onderbouwde voorbeelden om aan te geven dat theoterrorisme wel degelijk bestaat, ook in onze samenleving. Zo was de moord op Theo van Gogh een theoterroristische daad.
De ondertitel van het boek, ‘De grondslagen van het recht’, roept de vraag op: welk recht? Gaat het om het huidige recht in Nederland? Gaat het om recht in historische zin? Of gaat het om de moraliteit van het recht? Ook het woordje ‘de’ suggereert dat dit boek ‘de grondslagen van het recht’ behandelt en niet ‘enkele grondslagen van het recht.’ Deze ondertitel is derhalve problematisch.
De onderliggende ideologie van het hele boek wordt niet expliciet gemaakt. Het hele boek handelt alleen over mensen en is daarmee antropocentrisch en speciesistisch. Speciesistisch wil zeggen dat discriminatie op basis van soort getolereerd wordt, immers aan dieren worden geen enkel recht toegekend. Het is zo dat recht wereldwijd en historisch rechten altijd en alleen over mensen gaat. Maar is het niet van belang in een reflectie over recht om deze uitgangspunten te bevragen, zeker omdat dat in de filosofie ook al decennialang gebeurt? Sterker nog, Paul Cliteur zelf heeft in zijn boek Darwin, dier en recht in 2001 in Nederland een aanzet gegeven om het antropocentrisch karakter van het recht dat niet-menselijke dieren als rechtssubject buiten sluit ter discussie te stellen. Filosoof Tom Regan bepleitte in zijn boek The Case for Animal Rights (1983) rechten voor dieren en de jurist Gary Francione pleit voor het zien van dieren als personen en daarmee voor rechten in zijn boek Animals as Persons (2009).
Een van de belangrijkste rechtsfilosofische vragen is: wat maakt recht rechtvaardig? Een vraag die door moderne filosofen als Francione, Regan e.a. wordt gesteld is: is het moreel te rechtvaardigen om dieren te eten? Dit is een interessant rechtsfilosofisch probleem: het is immers volkomen legaal om dieren te eten, maar is het daarmee ook moreel? Het rechtsfilosofische ideaal is om dat wat goed is te laten overlappen met dat wat legaal is. Zoals wij met verbazing en afgrijzen (hopelijk!) terugkijken naar de tijd dat slavernij legaal was, of naar de tijd dat vrouwen geen stemrecht hadden, toen abortus illegaal was, of toen het homohuwelijk er niet was, kijken toekomstige generaties misschien wel zo naar deze tijd, de tijd dat het legaal was om dieren te doden en op te eten, terwijl filosofen toch allang hebben laten zien dat dat immoreel is. Waarom dan wordt dit in het boek genegeerd? Het kan toch niet zo zijn dat de reden is dat het de auteurs persoonlijk niet zo goed uitkomt? Net als het Jefferson niet uitkwam om zelf zijn slaven weg te doen, maar wel pleitte voor gelijke rechten voor iedereen.
Door het beperken van rechtsfilosofie tot alleen mensen mist dit boek een van de belangrijkste thema’s uit het morele debat. Wat ontbreekt in het boek is reflectie over wie er binnen de morele (en juridische) cirkel vallen en wat daarvoor de criteria zijn. In zijn boek The expanding moral circle (1998) geeft filosoof Peter Singer aan de morele cirkel in de historische ontwikkeling steeds is uitgebreid, zo hebben sinds 2001 in Nederland ook homo’s het recht om te trouwen. Dat is morele vooruitgang. Maar waarom zou het recht alleen rechten toekennen aan mensen? Als het antwoord is ‘omdat mensen kunnen denken’, wat dan met baby’s of mentaal gehandicapten? Hebben die dan geen rechten?
Het Great Ape Project (1993) waaraan onder andere Peter Singer en Richard Dawkins meewerken is een poging om mensapen, die evolutionair gezien het dichts bij de mens staan, grondrechten te geven. Ook dat wordt niet genoemd in het boek.
Een andere omissie van het boek is het denken over de belangen en rechten van toekomstige generaties. De hele duurzaamheidsproblematiek en de milieucrisis ontbreken in het boek. Toch is er vanuit rechtenperspectief veel hierover te zeggen, zoals The Right to a Green Future. Environmental Rights and Intergenerational Justice (2009) van Richard Hiskes. Interessant is het perspectief van jurist Polly Higgins, Eradicating Ecocide. Laws and Governance to Prevent the Destruction of our Planet (2012). Mensenrechten en mensenrechtendocumenten komen in het boek Legaliteit en legitimiteit veelvuldig aanbod. Waarom zou de beoogde opvolger van de UVRM de Earth Charter (2000) waarin uitdrukkelijk wel aandacht wordt besteed aan de natuur en aan toekomstige generaties niet genoemd word.
Het is lovenswaardig dat de auteurs zich nadrukkelijk plaatsen in de traditie van de Verlichting waarbij de vrijheid van het individu centraal staat. De auteurs verzetten zich tegen totalitaire denkers en tegen cultuurrelativisten die menen dat het niet mogelijk is om universele normen, waarden en wetten te maken. Cruciaal voor het Verlichtingsproject is de aansporing in het voorwoord om zelf te denken, zoals Kants slogan SAPERE AUDE. Het gaat erom om kritisch na te denken over de rechtvaardigingsgronden van weten, systemen, tradities, gewoontes en opvattingen. Er is een fundamentele morele tegenstelling tussen heteronome moraal en autonome moraal. In het geval van heteronome moraal worden er geen vragen gesteld naar de rechtvaardiging van het recht. Dat kan ertoe leiden dat mensen gruwelijke dingen doen, omdat het nu eenmaal wettelijk is, zoals de Nazi Eichmann zich verschool achter de Befehl ist Befehl-structuur om zijn aandeel aan de Holocaust te rechtvaardigen. Ook wanneer mensen goddelijke regels boven democratisch en redelijke regels plaatsen, is dat levensgevaarlijk. Dat is waarom atheïsme, ook in een seculiere samenleving, zo belangrijk is. Immers, als god niet bestaat (wat inderdaad zo is), dan vervalt ook de reden om naar zijn/haar geboden te luisteren. Maar zelfs als god zou bestaan, dan nog is er geen morele reden om zijn/haar geboden op te volgen. Alleen als die geboden goed zijn is het goed om je eraan te houden, bij de sharia bijvoorbeeld is dat overduidelijk niet het geval.
De bovenstaande kritische reflecties worden in het voorwoord van het boek gepareerd wanneer de auteurs erop wijzen dat zij ‘niet een overzicht willen geven van zoveel mogelijk thema’s’, maar dat zij een keuze hebben gemaakt uit actuele onderwerpen. Het is waar dat secularisme, mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting actuele en belangrijke thema’s zijn en de keuze voor deze onderwerpen is te begrijpen. Dat in een inleidend boek gekozen is om fundamentele rechtsfilosofische en ethische onderwerpen niet aan de orde te stellen door binnen het antropocentrische en speciesistische paradigma te blijven lijkt een tekortkoming. Is het geen gemiste kans om studenten niet deel te maken aan de cruciale debatten en problemen van onze tijd: dieren, toekomstige generaties en milieu? Door er niks over te schrijven worden de blinde vlekken gecontinueerd.
Legaliteit en legitimiteit is een prachtig, fascinerend en belangrijk boek en het is een verrijking dat (Leidse) rechtenstudenten zich hierin mogen verdiepen. Voor (linkse) politici is dit boek belangrijk om bewust te blijven of te worden van de liberale grondslagen van de vrijheid van het individu. Het zijn immers de vrijheden van minderheden binnen minderheden, de vrouwen, jongens die besneden worden, homoseksuelen, die te lijden hebben onder de multiculturele ideologie die weigert problemen te zien binnen de islam en andere etnische minderheden. Zoals de auteurs betogen is de vrijheid van het individu, zoals uiteengezet in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, een universeel principe waaraan niet getornd mag worden. De staat dient individuen – alle individuen – te beschermen tegen onderdrukking, uitbuiting en geweld. De vrijheid van expressie is het fundament van de liberale democratie. In Leiden – waar de universiteit als motto voert ‘Praesidium Libertatis’ (bolwerk van vrijheid) wordt in ieder geval geleerd waarom dat zo is.