Niet iedereen haalt op de UvA zijn of haar pensioen, er zijn er ook die hun vleugels uitslaan om te kijken of ze hun talenten ook ineen heel andere omgeving kunnen inzetten. En soms is die omgeving wel héél anders,namelijk de politiek. Dit geldt voor Guusje ter Horst.
Ik kwam Guusje ter Horst meer dan 25 jaar geleden tegen in café De Zwart. Zij zag meteen dat ik iets aan mijn arm had. ‘Ik ben spastisch,’ zei ik, ‘maar niemand ziet dat behalve fysiotherapeuten’.‘Mijn zusje is ook spastisch’, zei Guusje. Vanaf dat moment waren wij bevriend. Ter Horst werkte twintig jaar aan de UvA, het merendeel als psychologe bij het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Eerst als kandidaat-assistent bij de Subfaculteit Psychologie, later als wetenschappelijk medewerkster en vervolgens als universitair (hoofd)docent bij ACTA.
In 1984 promoveerde zij op het stimuleren van ziekenfondsverzekerden zich tandheelkundig te laten saneren. Op de promotieplechtigheid verschenen zij en haar vrouwelijke paranimfen in rokkostuum, want dat stond in het promotiereglement.Kort daarop werd zij lid van de PvdA en al snel gemeenteraadslid. In 1994 werd zij gevraagd als wethouder. In 2001 werd zij burgemeester van Nijmegen en in 2007 minister van Binnenlandse Zaken. Daarna was zij vier jaar senator. Nu is zij voorzitster van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
Het interview vindt plaats aan de Rotterdamse Rijweg, in het huis van haar vriend.
Guusje (gedragen): ‘Ik ben in 1970 aan de Universiteit van Amsterdam gaan studeren.’ (weer normaal) ‘Als ik niet een ontzettend goeie vent zou hebben gehad bij de intake voor de Sociale Academie, was ik daar naar toe gegaan.Hij zei namelijk: “Je hebt toch gymnasium Bèta gedaan? En bovendien praatje zo intelligent over de scheiding van je ouders. Misschien kun je beter psychologie gaan studeren.” En toen dacht ik: Goh wat een goed idee.’
Psychologie was toen nog niet zo schools, toch?
‘Nee het werd pas schools na mijn kandidaats, toen ik klinische psychologie (persoonlijkheidsleer) ging doen.Dat interesseerde mij eigenlijk het meest, afwijkend gedrag. Toen kwam je in een blok terecht. In het eerste jaar waren er alleen hoorcolleges, daar trokken alle kopstukken voorbij. Ik ging daar altijd heen want ik was een brave student.’
Maar wat deed je dan rest van de dag?
‘Ik had mij op het eindexamenfeestje een vriendje aangemeten, in Den Haag nog, dat leek me wel handig, en die woonde al in Amsterdam. Ik vond Amsterdam doodeng. Hij was lid van het oudste dispuut van Amsterdam “Het Westersch-Literarisch Gezelschap Unica”. Dat waren buitenbeentjes in het Corps. Toen waren die disputen nog niet gemengd, meisjes waren niet gewenst, maar ik werd daar toen gedoogd. Mooie tijd gehad daar. Na mijn eerste vriendje heb ik nog drie vriendjes van UNICA gehad. De eerste is nu bankier in New York, de tweede is jong overleden en de derde heeft zelfmoord gepleegd.’
Jezus…
‘Ja dat was dramatisch. Hij pleegde zelfmoord een half jaar nadat het uitwas tussen ons.’
Maar toen deed je al klinische psychologie?
‘Ik deed mee aan het fobieënproject van Barendrecht. Ik had een patiënte die bang was dat ze vergiftigd zou worden. Mijn begeleider, een Amerikaanse psychiater, had een theorie die er op neer kwam dat ze bang was voor mannelijke seksualiteit (lacht luidkeels). Ja er liepen heel wat bijzondere mensen rond in de jaren zeventig. Ik was meer geïnteresseerd in psychotherapie dan in gedragstherapie.Maar ik was ook geïnteresseerd in methodologie en ik werd onderzoeker toen er een vacature was bij tandheelkunde. Ik was toen 23 en moest college geven aan meer dan honderd studenten. Als ze de krant zaten te lezen vroeg ik ze weg te gaan of de krant dicht te vouwen. Ik was wel streng…’
‘Iemand vroeg mij of ik niet wilde promoveren. Waarom niet, dacht ik. (denkt na) Ja, mijn leven hangt aan elkaar van mensen die mij gestimuleerd hebben of gevraagd hebben om iets te doen. Over meelopen gesproken!(Ik had Guusje aan het begin van het interview mijn boek Goed Fout. Herinnering van een meeloper gegeven). Maar ik bedacht wel mijn eigen onderwerpen. Het was mij opgevallen dat iedereen die in het ziekenfonds zat daarvoor premie betaalde recht had op tandheelkundige hulp, maar daarvoor moest je je eerst laten saneren en dat deden veel mensen niet.’
Want dat deed pijn!
‘Nee het kostte geld. Het gekke was: een kies trekken was gratis, maar voor een kies vullen moest je betalen als je nog niet gesaneerd was. Ik wilde weten wat mensen er van weerhield zich te laten saneren. Ik maakte drie groepen die ik verschillende informatie gaf plus een aanmeldingsformulier, opdat wij een afspraak met een tandarts konden regelen. Daarnaast een controlegroep die ik geen informatie gaf, maar alleen een aanmeldingsformulier. O ja en ik had ook nog een controlegroep die zelfs geen aanmeldingsformulier kreeg. Nu bleek dat die informatie die ik gaf er helemaal niet toe deed. Het grote verschil zat hem in het al of niet versturen van het aanmeldingsformulier.’
En daar heb je vier jaar overgedaan?
(Schiet in de lach) ‘Nee, maar ik heb toen wel aan de ziekenfondsraad een brief geschreven en gezegd: Als u aan al uw ongesaneerden een brief schrijft met een aanmeldingsformulier dan gaan die mensen naar de tandarts. Ik kreeg een schandelijke brief terug. Ze feliciteerden me nog wel met het behalen van mijn doctorsbul, maar ze waren niet van plan om iedereen een aanmeldingsformulier voor een tandarts te sturen, want gesaneerde patiënten kosten veel meer geld dan ongesaneerde patiënten. Dat vond ik zo erg! Toen heb ik mij aangemeld bij de PvdA, hoewel ik zelf niet uit een rood nest kwam. Mijn ouders stemden VVD, ook al verdiende mijn moeder als verpleegster en later typiste heel weinig. Ik vond dat er voor kansarme mensen veel te weinig gedaan werd.Daarom ben ik politiek actief geworden.Ik heb een keer op een PvdA-congres gezegd: als u een afspiegeling van de samenleving zou vormen dan had dertig procent van de hier aanwezigen een kunstgebit.’
Maar lid worden van de PvdA was niet bedoeld als carrière-switch?
‘Nee helemaal niet. Ik wist al veel eerder dat het ongelijk verdeeld was in de wereld. Maar zoals je weet word je in een politieke partij voor iets gevraagd als je zonder haperen drie zinnen achter elkaar kunt zeggen.Ik werd al gauw voorzitter van de afdeling Slotervaart. En een jaar later werd ik gevraagd of ik niet in de gemeenteraad wilde. Ik kwam op een hele lage plaats (23), maar de PvdA haalde in 1986 een hele hoge score en zo kwam ik er toch in.’
Maar je was niet politiek actief op de UvA.
‘Nee, eigenlijk niet. Ik had alleen een tekst op mijn kamer met de tekst: “You start by sinking into his arms and you end up with your arms in his sink.” Ik heb ook nog in de redactie gezeten van het blad UVA Eva. Maar het is nooit echt wat geworden tussen mij en de vrouwenbeweging. Er was wel een vrouwengroep bij psychologie maar daar mocht geen voorzitter zijn, want dan verhief je iemand boven de anderen. Daar had ik het gauw gezien.’‘In 1992, ik was toen al uit de gemeenteraad,ben ik nog twee jaar voorzitter geweest van de Universiteitsraad.Verschrikkelijk vond ik dat: altijd maar strijd tussen de voorzitter van Progressief Personeel (Frank de Wolf,MF) en de voorzitter van het CVB (Jan Karel Gevers, MF). Toen ik een jaar nadat ik wethouder was geworden nog een keer terug kwam bij ACTA,vond ik wel dat het daar allemaal heel erg langzaam ging. Veel langzamer dan in de politiek.’
Gelukkig maar!
Guusje lacht.
Dit interview verscheen eerder in de Uitdienstbode, de periodiek voor de leden van de kring UVA-senioren van de Universiteit van Amsterdam