Het Canon de 75 modèle 1897 is een ontwerp dat bij invoering door Frankrijk vanaf 1898 niet alleen het bestaande lichte veldgeschut achterhaald maakte, maar vrijwel alle artillerie aan land. Hoewel dit Franse kanon gebruik maakte van reeds bestaande technieken, maakten de verbeteringen hiervan samen met de toepassingen in één ontwerp het stuk revolutionair.
De komst van de Franse 75 mm vergrijsde eerdere ontwerpen. Deze werden weliswaar al van achteren geladen, verschoten explosieve granaten uit lopen met trekken en velden, maar de meeste oogden nog als iets Napoleontisch. Met het kanon op een affuit zonder (een degelijk) terugloopmechanisme. Iets wat met stevig aan dek verankerd scheepsgeschut minder problematisch was dan met de mobiele affuiten aan land. Als reactie op een schot veerde het hele stuk terug. Voor een volgend schot op hetzelfde doel moest volledig opnieuw gericht worden met vizieren die meestal op de loop of het sluitstuk bevestigd zaten.
Pre-Canon de 75 modèle 1897, een Brits Ordnance BL 12 pounder in 1897 (foto: wiki-UK MOD)
Het begon met een Frans 57 mm kanonontwerp uit 1891 dat reeds een rem- en terugloopmechanisme had. Het hydraulisch-pneumatische mechanisme van de Duitse ingenieur Konrad Haussner had echter meer potentie, ook al haalde Krupp z’n neus op voor dit ontwerp vanwege de slechte afdichting van onderdelen, resulterend in olielekkages. De Franse Staatsinrichting Atelier de Construction de Puteaux (APX) gebruikte deze ontwerpen voor een nieuw 75 mm kanon. Met wat aanpassingen om Haussners patenten niet te schenden plus verbeteringen aan onder andere de afdichting, kon Puteaux Atelier in 1896 een eerste solide werkend proefexemplaar demonstreren. Op basis hiervan werd dit kanon in 1898 als Matériel de 75mm Mle 1897 bij de Franse strijdkrachten ingevoerd.
Het briljante rem- en terugloopmechanisme zorgde dat de loop met het sluitstuk na een schot geleidelijk terugveerde zonder hierbij de affuit uit het lood te slaan. Vervolgens duwde het mechanisme de 33 kalibers (2.48 m) lange loop gecontroleerd terug in de oorspronkelijke stand. De twee 75-typische ‘ogen’ voorop de loop grepen bij dit inveren in geleidende sleuvel ter weerzijde van het oleo-pneumatische mechanisme. De hele inveer-terugloop cyclus duurde slechts twee seconden, en werd een pittige lat voor latere ontwerpen om zich langs te leggen. Een spade achterop de affuit in combinatie met borgingsremmen op de wielen zorgden in terrein voor een stevige verankering van het hele stuk (na het eerste ‘vastschieten’).
Een roterende afsluiter maakte snel herladen na een schot mogelijk waardoor de 75 een praktische vuursnelheid kreeg van tien tot vijftien gerichte schoten per minuut, met tegen de dertig schoten per minuut als de laders de terugloopsnelheid bijhielden. De vaste munitie met granaten in hulzen waren daarbij makkelijk te hanteren.
75 in Musee de l’Armee (foto’s: wiki, upload van PHGCOM).
Granaten afkomstig uit een al even efficiënte munitie-aanhanger. Hierin zaten 72 horizontaal pakklare granaten en een slim-snel werkende mechanische insteller voor ontstekingstijdbuizen. Deze handigheden hielpen de zevenkoppige bemanning (plus zes voor de zesspan paardentractie) om het stuk van circa 1100 kilo rap in stelling te brengen. Het onafhankelijke vizier, aangebracht op de affuit in plaats van meegeslingerd worden op loop of sluitstuk, was een ander hulpmiddel om sneller en nauwkeuriger te kunnen vuren dan ouder veldgeschut. Het enige minpuntje van het stuk was de ongelede vaste en dichte onderaffuit die de elevatie tot 18 graden beperkte (traverse 6 graden). Er waren echter truucjes om dit op te voeren. Haal wat grond weg achter, en richt hoger.
Bij het uitbreken van deze oorlog konden de Franse strijdkrachten het imposante aantal van duizend batterijen 75 met elk vier stukken inzetten (uiteindelijke productie van het modèle 1897: 21 duizend+).
Aan de verkeerde kant van deze batterijen moest vanaf augustus 1914 tot op zo’n 6500 meter dekking worden gezocht voor binnenkomende fragmentatieprojectielen van 7.2 kilo. Voor de wat lichtere HE projectielen van 5.4 kilo was het tot op circa 8500 meter slim om plat te gaan. Liefst iets dieper. Wat in ’14-’18 ook spoedig gebeurde.
Het zich ingraven, waarbij de Duitse loopgraafversterkingen en diepe schuilkelders steeds moeilijker te vernietigen werden, verminderde de effectiviteit van licht vlakbaangeschut zoals de Franse 75, het Duitse 7.7 cm Feldkanone 96 en de Britse Ordnance QF 18 pounder (84 mm kaliber).
Houwitsers en mortieren zijn krombaangeschut dat granaten verticaler met meer effect laat inslaan. Daarnaast was het schootsbereik van genoemd licht veldgeschut onder andere vanwege de geringe elevatie van de typen nogal beperkt. Ook zat er onvoldoende explosief in de projectielen om ‘harde’ stellingen en versterkingen te vernietigen. De strijdende partijen zetten daarom gaandeweg steeds zwaarder geschut in. Het lichte veldgeschut werd van een artilleriehoofdwapen een ondersteunend wapen. Ook voor het verschieten van rook-, licht- en gasgranaten (en mogelijk zelfs communicatieve).
Kanon met handige munitietrailer (foto: screenshot van Mibonniers Youtube 75s).
De aantallen 75 die niet zelden op een frontsector werden ingezet, maakten het lichte stuk cumulatief toch behoorlijk zwaar. Tijdens de zeven maanden durende slag om Verdun in 1916 verschoten de ingezette 250 Soixante-Quinze batterijen zestien miljoen granaten. Wat zeventig procent was van alle door de Franse artillerie verschoten munitie tijdens deze slag. Dan tel je als lichte met beperkingen toch wel mee.
En de 75 bleef meetellen. Het bleef al dan niet gemoderniseerd in vele landen doorschieten tot in en voorbij de Tweede Wereldoorlog. Op andere affuiten kreeg het in de Eerste al enige betekenis als luchtafweergeschut of antitankkanon, op nieuwe affuiten en met modernere munities deden duizenden dit wederom in de Tweede. Aan alle kanten. Ook koos de 75 het ruime sop bij de Franse marine.
Na er in WOI mee te hebben geschoten (.pdf), presidentieel zelfs, beten gemoderniseerde 75s op half-tracks in WOII aanvankelijk de spits af bij Amerikaanse pantsereenheden. Het lichte karakter van de 75 verkleinde in deze oorlog verder om in de M24 Chaffee tank te passen, of om een boordkanon te worden in de B-25G/H Mitchell. Ook keek Uncle Sam naar de tekeningen van de 1897 om er 75 mm kanonnen voor de M3 Lee en M4 Sherman tanks uit te ontwikkelen. Geen fenomenaal geschut, maar wel met fenomenale productieaantallen. Kwantiteit, net als van de tanks waar ze inzaten, was ook kwaliteit.
B-25H Mitchell (foto: wiki, upload van Ssaco)
Tekst: “French 75 mm M1897 gun mounted on carriage from the 50 mm M1938 anti-tank gun” -Hämeenlinna Artillery Museum (foto: wiki , upload van Balcer)
De munitie van de 75 hield het nog langer uit. De mogelijk hier of daar nog in gebruik zijnde of in reserve gehouden M1/M116 75mm Pack Howitzers verschieten granaten met Canon de 75 modèle 1897 bloed in de aderen. Nog vrij recent waren in een reportage twee Turkse exemplaren in actie te zien. De kennelijk versleten terugloopmechanismen maakten dat de kleine houwitsers op z’n pre-modèle 1897 in hun geheel terug- en zelfs opsprongen (meer dan het oudje in de video). Maar schieten deden ze nog.
Twee seconden recoil
US artillerie in 1918. Ondanks de souplesse, toch een elevatiecheck.
Zelfs de M1 afsluiter heeft Franse 75 trekjes
Titelfoto: 75 in Musee de l’Armee. Foto: wiki, upload van PHGCOM.