Witmarsum. Een Fries lintdorp tussen de Afsluitdijk en Bolsward. De beroemdste zoon van het dorp is zonder twijfel Menno Simons, vermoedelijk in 1496 geboren in Witmarsum en grondlegger van de Mennonieten. De Fries was aanvankelijk priester, tot hij zich liet wederdopen en daarmee een breuk tussen hem en de Katholieke kerk bewerkstelligde. De doopsgezinden, of Mennonieten, kennen tegenwoordig een aanhang van rond de anderhalf miljoen gelovigen, de meesten ervan leven in Canada en de VS.
Ruim vijf eeuwen later maken de nazaten van zijn dorpsgenoten zich wederom druk om de Katholieke Kerk, of althans, om de bestemming van enkele ooit katholieke gebouwen. Er is weer verzet in Witmarsum. Verzet tegen D66-burgemeester Hayo Apotheker, verzet tegen plannen van het COA om 300 mensen te huisvesten op een oud kloosterterrein pal tegenover het gemeentehuis. Verzet tegen de komst van een bijgebouw achter de kerk, dat pal tegen een begraafplaats aan komt en dat zal uitkijken in de achtertuinen van de dorpelingen.
We bezoeken Witmarsum op een zonnige, maar koude woensdagmiddag. De spandoeken van de bewoners hangen aan het voormalige gemeentehuis en voor de kerk. De hoofdstraat van het dorp, de Arumerweg, is rustig. De zijstraten zijn leeg. Op het parkeerterrein van de Poiesz-supermarkt staat een man te telefoneren. De medewerkster achter de sigarettenbalie van de supermarkt, een goedlachse dame met kort, koperrood geverfd haar, maakt zich niet druk om haar mogelijke nieuwe buren. “Voor zo ver ik weet gaat het niet door hoor,” zegt ze. En als er wel 300 asielzoekers naast haar winkel komen? Nieuwe klandizie, of vreest ze overlast? Weer lacht ze breeduit en herhaalt: “Nou bij mijn weten gaat het geeneens door allemaal.”
We lopen van de supermarkt naar de achterzijde van het kloosterterrein. De buurtbewoners in het straatje parallel aan het klooster kijken uit hun raam als we passeren. Als we een hand opsteken, knikken de meesten terug. Sommigen niet. De straat is van een oud-Nederlandse schoonheid: kleine, vrijstaande huizen van baksteen aan verzorgde tuinen en brandgangetjes. Absoluut pittoresk. Niet té aangeharkt, wel oud en vriendelijk. Lag Witmarsum in de randstad, dan zag het hier zwart van de busladingen Chinezen en Amerikanen. Maar dit straatje ligt diep in Friesland en is, op een aandachtszieke jonge poes na, uitgestorven.
Langs een moestuin en een voetbalveld betreden we een kleine begraafplaats. De meeste graven zijn nieuw, van na de laatste eeuwwisseling. Pal naast, maar echt pál naast de linkerrij zerken zou het AZC-bijgebouw moeten komen, twee verdiepingen hoog. Dat is hoger dan de naastgelegen huizen. De asielzoekers zullen in de tuinen van de Witmarsumers kunnen kijken.
We lopen rond het klooster. Het gebouw is zwaar verwaarloosd en in de achtertuin staat een bescheiden berkenbosje op de plek van de toekomstige nieuwbouw. Een hek van gaas staat tussen de achtertuinen en het terrein.
De katholieke inwoners hebben teleurgesteld gereageerd op de plannen van het parochiebestuur om ook hun kerk te verkopen aan projectontwikkelaar Genee, die het klooster en de grond al bezit. De geest van Menno Simons is de Roomse Witmarsumers misschien nog altijd niet goed gezind.
De protestantse kerk is nog volop in gebruik en staat er al even schilderachtig bij als de huizen in de charmante zijstraten van de Arumerweg. Aan de zijkant van de kerk, naast een grote en oude begraafplaats, ligt de Otterbar, een van de twee café’s in Witmarsum.
De bruine kroeg is net open, een klusjesman schroeft wat aan het hang- en sluitwerk van de toegangsdeur, de op maat gemaakte hoezen zitten nog om de biljarttafels. De uitbaatster is op dit uur aan de koffie. Wij bestellen Beerenburg, want ja, we zijn toch in Friesland. “Oh daar vind ik niks aan, ugh,” zegt de dame, “drinken jullie dat zó, puur?” Welja. Er druppelen wat stamgasten binnen die aan de bar plaatsnemen.
Wat zij er nou van vinden, dat AZC? “Het zijn er te veel. Honderd ofzo, best. Maar driehonderd man, en we krijgen geen goede informatie ook he,” begint een man met een snor. Zijn jongere kameraad: “er zijn geen banen ook! Ik werk. Hun krijgen alles gratis, hetzelfde als waar ik voor moet werken. En al die jonge mannen, we hebben gezien wat er in Keulen is gebeurd. Ik ben er overdag niet, dat hebben ze zo in de gaten. Zij is dan wel thuis, alleen.” Hij knikt naar zijn vriendin, die even opkijkt van haar telefoonscherm. “We willen dit niet,” zegt de snor, “maar wat kunnen we doen?” Wij opperen dat zo’n enquete toch een mooi voorbeeld van vreedzaam verzet is? “Ja nou wacht maar. Als ze het doordrukken gaat er hier ook de fik erin!” zegt de jonge arbeider. “Nou nou,“ zegt de oudste.
Een andere gast heeft zijn uitsmijter op en wil graag laten weten dat hij na de ploegendienst gewoon even rustig wil zitten. Maar dat gaat dus nu niet meer en de PVV en de SP snappen dat, en die gaan er iets aan doen. Tenminste dat denkt hij, want die zijn er voor de mensen. Zoals de PvdA vroeger. Maar die is nu alleen nog maar voor asielzoekers, de PvdA.
We lopen terug naar de auto. De spandoeken hangen in het avondlicht. Het dorpje zindert niet van verzet, zo op dit uur kort voor het avondeten. Maar schijn kan bedreigen, hier in Witmarsum begon een wereldwijde, eeuwen trotserende beweging met het vastberaden verzet van één man. Wie weet, keren de Witmarsumers het asieltij, als het volk het wil.
Lees ook: Witmarsum, de feiten tot nu toe
Tekst: AN
Beeld: MB