“Wat kun je daarmee worden?” Dat is de standaardvraag die mensen stellen aan studenten die geesteswetenschappen studeren of een andere opleiding waarvan niet gelijk duidelijk is welk beroep daar bij hoort. Een fundamentele vraag is echter: is de rol van onderwijs primair om op te leiden tot een beroep? Zeker, onderwijs dient gekwalificeerde professionals als artsen af te leveren, maar is dat het enige?
Cultuur is datgene wat een samenleving de moeite waard maakt. Voor een bloeiende cultuur is er breed onderwijs nodig, breder dan de economisch geobsedeerde versmalling waar vandaag de dag een tendens naar is.
In het Duits is er het onderscheid tussen Ausbildung (beroepsopleiding) en Bildung (algemene brede vorming). Volgens de Duitse intellectueel en universitair hervormer, Wilhelm von Humboldt (1767-1835), zou de essentie van de universiteit liggen in Bildung: brede algemene vorming en het aanleren van academische vaardigheden en een academisch houding. Vanuit die brede algemene vorming kan dan eventueel een specialisatie plaatsvinden.
De Amerikaanse journalist en schrijver Fareed Zakaria (1964) staat in de traditie van het Bildungsideaal. In zijn boek Lof van de geesteswetenschappen (2015) pleit Zakaria hartstochtelijk voor een brede algemene vorming waarbij studenten veel vrijheid hebben om allerlei vakken (minors) naar believen te kiezen.
Toen ik in Leiden zowel japanologie als geschiedenis studeerde, was ik laaiend enthousiast wanneer ik in de zomer de dikke keuzevakkengids doorspitte: ik merkte tal van vakken aan in de meest uiteenlopende richtingen. En ik heb een flink aantal bijvakken gevolgd, van inleiding sterrenkunde, literatuurwetenschap, vakken kunstgeschiedenis tot Indiase wijsbegeerte en boeddhistische kunst. Ik heb een geweldige studietijd gehad in Leiden – waarover ik heb geschreven in mijn roman Geleefde brieven I: Prometheus.
Zakaria is geboren in India en woont en werkt in de VS. Zakaria verhaalt hoe er in India in de jaren 1970 veel nadruk lag op onderwijs en veel studenten in Engeland en de VS gingen studeren. De studies die deze Indiërs kozen waren pragmatisch van aard: geneeskunde, farmacie en vooral veel technische studies en economie. Zakaria komt in de VS in aanraking met het systeem van minors en hij raakt enthousiast over de geesteswetenschappen. Inmiddels is hij een gevierd journalist. Toen hem gevraagd werd om op de universiteit waar zijn dochter studeert een lezing te houden, besloot hij een lofrede te houden op liberal education. Die lofrede heeft hij uitgewerkt tot het boek In Defense of Liberal Education (in het Nederlands vertaald als Lof van de geesteswetenschappen).
“De meeste studenten kiezen een richting die volgens hen direct op de arbeidsmarkt aansluit. Nu klopt het wel dat de meesten iets meer technisch onderwijs kunnen gebruiken en baat hebben bij bredere natuurwetenschappelijke kennis.” (p. 13) Maar, zo voegt Zakaria daar aan toe: “Een groot deel van deze studenten was beter af geweest als ze onderwijs waren gaan volgen in onderwerpen die hen echt interesseren en die vervolgens hadden aangevuld met basiskennis op het gebied van computers en wiskunde, zoals we dat overigens allemaal zouden moeten doen.” (p. 14) Het gaat erom dat studenten intrinsiek geïnteresseerd zijn en niet extrinsiek. Rechten is het voorbeeld van een opleiding waarbij extrinsieke motivatie domineert. Slechts weinigen zullen rechten studeren omdat hen dat intrinsiek motiveert. De universiteit zou studenten moeten stimuleren tot een levenslange ontdekkingsavontuur van kennis.
Zakaria benadrukt dat liberal education studenten drie belangrijke vaardigheden aanleert, namelijk schrijven, mondeling communiceren en kritisch leren denken. “Als je gedwongen wordt om duidelijk te schrijven, betekent dat automatisch dat je duidelijk moet denken.”(p. 65) “[…] schrijven dwingt je keuzes te maken en brengt orde en duidelijkheid in je ideeën aan.”(p. 65) Ik wil hier aan toevoegen, dat het schrijven van duidelijke en leesbare teksten de meeste mensen niet komt aanwaaien, maar dat dit een vaardigheid is die oefening en instructie vereist. Dat is wat de universiteit kan bieden. Schrijven, zo is mijn ervaring als docent, is iets wat studenten onderschatten. Ze overschatten hun eigen vaardigheid om te kunnen schrijven.
Ten tweede bepleit Zakaria spreekvaardigheid. Dat ben ik met hem eens, maar hoe kun je zoiets oefenen wanneer je grote groepen studenten hebt? Maar als dat belangrijk is, dan zullen we moeten proberen dat in het onderwijs te implementeren, om een debatcultuur te creëren. “Hoe geweldig een idee ook is, als je anderen er niet van kunt overtuigen, heb je er niets aan.”(p. 68) Als derde functie van liberal education is volgens Zakaria is leren studeren en kritisch denken. En dan met name hoe je zelfstandig studeert, kritisch leest en nieuwe kennis kunt vinden. “Waar het om gaat, is dat je leert kritisch te lezen, gegevens te analyseren en ideeën te formuleren.” (p. 53)
In Nederland is het zo slecht nog niet en niet alleen qua onderwijs. Een ongekend hoog percentage van de bevolking volgt hoger onderwijs. De middelbare school doet veel aan liberal education en geesteswetenschappen: geschiedenis, kunstgeschiedenis, maatschappijleer, moderne talen en literatuur, en er zijn gymnasia waar scholieren Grieks en/of Latijn leren.
Op de universiteit is een groot aantal vakken te volgen, ook in de geesteswetenschappen. Er is een bloeiend studentenleven met studie- en studentenverenigingen. Er is een bloeiende debat- en lezingencultuur. Maar er zijn altijd mensen die klagen over de teloorgang van de jeugd. De oude Grieken klaagden daar ook al over. Wat uniek is in deze tijd is dat hoger onderwijs is gedemocratiseerd. Onderwijs is niet meer alleen voor een beperkte groep geprivilegieerde mannen, maar voor iedereen die aan de basisvereisten voldoet. Dat is een grote stap voorwaarts in de morele progressie van de mensheid.
Niet alle studenten zijn briljant en gemotiveerd, maar door de bank genomen krijgen ook de matige studenten wel iets mee. En er zijn wel degelijk studenten die briljant zijn, geïnteresseerd en die boeken lezen. Zo zat er bij mijn vak een student vooraan met een boek. De paar minuten voor aanvang van college en in de pauze was hij aan het lezen. Elk college had hij weer een nieuw boek. Hij las mee met de boeken die ik aanbeval tijdens college, zo las hij onder andere John Stuart Mill On Liberty, Peter Singers Animal Liberation en Richard Dawkins’ The God Delusion.
Het enthousiaste betoog van Zakaria deed mij beseffen dat de opmerking die mensen maken – “maar is het niet zonde dat je niks met je studie doet?” – irritant zijn. Met uitzondering van enkele zeer gespecialiseerde beroepen, heb je voor veel beroepen niet veel specialistische kennis nodig, maar wel een hoog niveau van kritisch denken en moet je je goed kunnen uitdrukken in woord en schrift. Mijn partner heeft twee afgeronde academische opleidingen (japanologie en kunstgeschiedenis) en is thans werkzaam in het management op een universiteit. Ze koestert haar brede academische opleidingen die haar vaardigheden hebben bijgebracht. In het leven is kunstgeschiedenis een verrijking en door kennis te hebben van een andere, niet-westerste cultuur, leer je perspectief zien. Onzin dus die vraag: is het niet zonde dat je er niks mee doet?
Een aspect wat niet expliciet aan de orde komt is of opvoeding ook een taak van het onderwijs is. Het gaat niet alleen om kennis en vaardigheden maar ook om het aanleren van een morele attitude die past bij een liberale democratie en wereldburgerschap. Onderwijs zou ook moeten gaan over de grote vragen van het leven en de grote vragen van onze tijd. Over de vraag hoe moet ik goed leven? De existentiële dimensie, datgene waar het echt om gaat, over vriendschap, liefde, zingeving, dat ontbreekt doorgaans in het academisch curriculum. Een voorbeeld dat aangeeft dat er wel degelijk op academische manier aandacht aan besteed kan worden is de School of Life die is opgericht door de Engelse filosoof Alain de Botton en Sophie Howarth. De vraag die daar centraal staat is: how to live wisely and well?
Ik ben er voor om aandacht te besteden in het academisch onderwijs aan opvoeding tot verantwoord wereldburgerschap en waarbij ook de existentiële dimensie van het leven aandacht krijgt. De geesteswetenschappen, literatuur en beeldende kunst, lenen zich bij uitstek om hier aandacht aan te besteden. Grote vragen en problemen van onze tijd zijn de ecologische crisis, de stijgende wereldbevolking, de dreiging van islamitisch terrorisme, de ongelijkheid in de wereld, honger, dierethiek, armoede en onderdrukking. Het nadenken over normen en waarden, zowel die van jezelf als die van anderen en de maatschappij is belangrijk. Hoe kun je anders bepalen of bijvoorbeeld het paradigma van economische groei wel een ethisch moreel paradigma is?
We moeten zorgen dat het onderwijsparadigma niet versmalt tot Ausbildung en economisch rendementsdenken. Of de geesteswetenschappen nutteloos zijn, hangt af van met welk perspectief je kijkt. Vanuit een smal neoliberaal economisch perspectief is kunstgeschiedenis misschien nutteloos. Vanuit het perspectief van beschaving is kunstgeschiedenis onmisbaar. De samenleving heeft baat bij een bloeiende cultuur waarin mensen zich in vrijheid ontwikkelen en waarin er wordt gereflecteerd en gedebatteerd. Het is een vorm van beschaving om je bezig te houden met zaken die niet direct een praktisch nut hebben. Wat een rijkdom om in een land te leven met kunsthistorici, egyptologen, graecisten, latinisten, filosofen en mensen die klassiek Chinees of Sanskriet bestuderen. Nederland heeft de hoogste museumdichtheid ter wereld. Met dank aan de geesteswetenschap. De geesteswetenschappen dragen bij aan cultuur en beschaving. En het is de nutteloosheid die het leven rijkdom en kleur geeft.