Kamervoorzitter Khadija Arib (PvdA) is klaar met het aantal schriftelijke Kamervragen dat veel te laat door het kabinet wordt beantwoord. Dat schrijft Arib donderdag aan de Tweede Kamer. Als ministers zich niet aan de termijn van drie weken – met voldoende onderbouwing zes weken – houden moeten ze maar naar de Tweede Kamer komen om de vragen mondeling te beantwoorden. Dat gebeurt al wekelijks in het Vragenuurtje op dinsdag maar:
“Een andere mogelijkheid is om, indien nodig, de Kamer voor te stellen een langer of een extra vragenuur in te gelasten.”
Ministers die structureel de termijnen blijven overschrijden kunnen ook nog eens rekenen op een streng gesprek met Arib.
Tegelijkertijd wijst Arib de Tweede Kamer er op dat er wel een boel schriftelijke vragen gesteld worden. Het aantal schriftelijke vragen is in de afgelopen decennia substantieel toegenomen. Waren dat er in de jaren 1990 gemiddeld circa 1100 per jaar, in de jaren 2000 liep dat aantal op tot circa 2070 en vanaf 2010 tot en met 2015 worden er jaarlijks gemiddeld zo’n 2650 schriftelijke vragen gesteld (in 2015 waren dat er 2822). Veel van die vragen die vaak vooraf aan een debat worden gesteld kunnen volgens haar ook worden afgedaan in zogenaamde schriftelijke overleggen.
“Ik stel voor dat wij schriftelijke vragen primair gebruiken waarvoor ze zijn bedoeld (-): schriftelijke vragen dienen kort en duidelijk geformuleerd te zijn, dienen waar nodig en mogelijk te worden voorzien van een voetnoot met bronvermelding en dienen binnen drie weken te worden beantwoord.”
De Haagse Grabbelton is een rubriek van notities, geruchten, observaties en onbewezen theorieën uit de Nationale Vergaderzaal. Maar u vindt hier ook de kruimels die de kolommen bijna niet haalden en hopelijk ook enkele krenten uit de Haagse Pap.
