Tot voor kort leek het ondenkbaar dat er een rechts-populistische partij met een aanzienlijke aanhang in Duitsland zou kunnen ontstaan. Xenofobe of racistische sentimenten werden, zodra zij de kop opstaken, automatisch door de CSU, de coalitiegenoot van Merkels CDU, opgepikt, gepolijst en democratisch gepresenteerd. Indachtig het advies dat de grote christelijk-sociale roerganger Franz Josef Strauß in 1968 aan zijn partij gaf, mocht er rechts van de CSU geen politieke partij ontstaan. Men diende, betoogde hij, de nationale krachten te gebruiken om ze later, bij gepaste gelegenheid, overboord te zetten.
In de jaren negentig werd op deze wijze de politieke partij Die Republikaner geneutraliseerd. Vooral de christelijk-socialen gingen zich tijdens de toenmalige Asylkrise te buiten aan ware tirades tegen “buitenlanders” om de republikaner van Franz Schönhuber buiten spel te zetten. Dat lukte. Zowel de politiek, de media als het buitenland haalden opgelucht adem. Er was geen probleem met de Duitse democratie – al droeg de verruwing en verharding van het politieke debat er destijds wel toe bij dat er regelrechte pogroms tegen Ausländer plaatsvonden.
Tegenwoordig blijkt het echter onmogelijk om de ‘nationale krachten’ te assimileren en fraai verpakt op te dissen. Geen enkele democratische partij was bereid of in staat het verzet tegen Merkels grenzeloze toelatingsbeleid inzake illegalen en vluchtelingen consequent en effectief te articuleren. Ook de CSU niet, die het niet op een breuk met haar zusterpartij durfde te laten aankomen.
Het Duitse partijensysteem lijkt ontwricht. Merkel omschrijft haar politiek als alternativlos en wordt hierin ondersteund door de Groenen die zich inmiddels tot haar trouwste bondgenoten hebben ontwikkeld. Het mag geen verbazing wekken dat deze bizarre situatie gevolgen heeft. Voor het eerst sinds 1945 wordt Duitsland dan ook met een serieus protest van rechts geconfronteerd.
Hierop is het land niet voorbereid. De recente forse verkiezingsoverwinning van de Alternative für Deutschland (Afd) in Rheinland-Pfalz, Baden-Württemberg en Sachsen-Anhalt heeft, bij zowel de Duitse media als bij het politieke establishment, tot ongekend overspannen reacties geleid. Het lijkt erop of menigeen zich met terugwerkende kracht bij het antifascistische verzet wenst aan te sluiten.
Afd-partijleden worden bedreigd, ruiten van partijbureaus worden ingegooid, men steekt auto’s in brand, en uitgerekend menige politiek linkse activist schrikt er niet voor terug om een ouderwets Berufsverbot voor Afd-aanhangers te eisen. In Bremen blijkt zelfs een verkiezingsuitslag in het nadeel van de Afd gemanipuleerd te zijn.
Wanneer Frauke Petry, de partijleider van de AfD, in een interview verklaart dat grenzen desnoods met wapens verdedigd moeten worden staat zij in de pers terecht als een nazi. Het gegeven dat iedere staat grenzen heeft en deze dus ook, desnoods met geweld, beveiligt, dringt letterlijk en figuurlijk niet tot het politieke debat door.
De links-radicalen die de toenemende gewelddadige acties tegen ‘rechts’ voor hun rekening nemen worden door critici al aangeduid als rote SA en ‘hulptroepen van het establishment.’ Politiek links verhindert door haar agressieve gedrag niet de zegepraal van de rechtspopulisten, maar ontpopt zich, met steun van het politieke en mediale establishment, tot sluipmoordenaar van de democratie.
De donquichotterie van deze gevoelsgemeenschap van ‘goeden’ zal waarschijnlijk tot een grotere Afd leiden – en, als het een beetje tegenzit, tot haar radicalisering. Frauke Petry vertegenwoordigt nog steeds democratisch rechts. Maar zij is klein bier tegen wat er, ook binnen haar partij, op het vlak van verruwing en verrechtsing nog mogelijk is.
In deze strijd tussen ‘links’ en ‘rechts’ beschouwt de gevestigde orde zichzelf als het enige democratische alternatief. Of dit ook zo is valt nog te bezien. Al was het maar omdat tussen twee ondeugden niet automatisch de deugd woont.