Op de avond voor het referendum is het tijd voor een stukje academische reflectie bij Spui 25, het debatpodium van de Universiteit van Amsterdam. Vanavond geen voor- en tegenstanders, geen bangmakerij over een Europese crisis of oorlog met Rusland, geen mooie vooruitzichten over stabiliteit en economische groei en ook geen gedoe over Oekraïense plofkippen. Vanavond gaan we het referendum breder benaderen, horen we de debatleider zeggen.
Politicologie-hoogleraar Wouter van der Brug meldt dat er in Nederland enige ervaring is met lokale referenda, maar daar is kennelijk weinig van te leren, behalve dat ze vaak een nee hebben opgeleverd. Al dit nee-zeggen is heel Nederlands, horen we, want in het buitenland gebeurt dit niet. Van de 52 EU-referenda die sinds 1972 werden gehouden leverden er maar dertien een nee op. Wel werden sommige verdragen net zo lang aan de bevolking voorgelegd totdat er alsnog een ja ontstond, geeft Van der Brug toe. Zo kan iedereen op een ja uitkomen.
Van der Brug leert ons dat het referendum een conservatief instrument is. Burgers kiezen vaak voor behoud van het bestaande en niet voor iets nieuws. Als burgers weinig informatie hebben over het onderwerp van het referendum, gaan ze op zoek naar aanwijzingen hoe ze moeten stemmen. Hun mening over de EU en over de regering is dan belangrijk. Van der Brug denkt dat burgers momenteel in verwarring zijn over waar het referendum over gaat en dat er dus een grote kans is op “campagne-effecten”.
Communicatiewetenschap-hoogleraar Claes de Vreese doet ook een duit in het zakje: er zijn maar twee groepen burgers die graag referenda willen: hoog opgeleiden met een grote politieke betrokkenheid en laag opgeleiden die ontevreden zijn over de politiek. Voor hen is een referendum een manier om die onvrede kenbaar te maken. De Vreese weet ook nog te melden dat ja-campagnes vaak te laat beginnen. Verkiezingsonderzoeker Hans Anker denkt dat je als ja-kamp aan het begin van de campagne met tweederde voor moet staan, anders kun je winst wel vergeten.
Volgens Anker is er best een goede ja-boodschap bij het Oekraïne-referendum te bedenken: aandacht voor de burgers op Maidan die hun leven riskeerden voor het verdrag. Dit motiveert ja-stemmers om te komen opdagen en het brengt nee-stemmers in verwarring. Maar we hadden al geleerd dat het ja-kamp te laat is begonnen en daarmee had dit praktische advies sowieso geen zin meer. Gelukkig weten meerdere panelleden dat een referendum na de eerste twee beter verloopt. Er moet dus met referenda geoefend worden.
Op deze avond leren we dat de politieke wetenschap relevante en bruikbare inzichten oplevert, bijvoorbeeld voor campagnemakers, maar dat er tegelijk niemand is die naar deze wetenschappers wil luisteren. Als we de literatuur erop naslaan was kennelijk allang duidelijk dat als een ja-campagne niet vroeg begint, er geen redden meer aan is. Maar niemand die de politicologen om een advies vroeg. Niemand in deze zaal begrijpt waarom de regering niet actiever was. Het antwoord is: politiek en politieke wetenschap staan mijlenver van elkaar af.
Gelukkig komt er ongetwijfeld later nog eens een referendum. Bijvoorbeeld bij een wet die het raadgevend referendum weer wil afschaffen. Van het referendum komen we al met al nooit meer af. De Vreese grijnst: “We blijven proberen.”
Dit jaar doet Chris Aalberts onder de titel Bruslog – Brusselse logica – verslag van Europese politiek in Brussel, in Den Haag en in het land. Chris is momenteel op zoek naar Nederlanders in Brussel.