Bij de peiling voor de Tweede Kamers zien we deze week geen verschuivingen in politieke voorkeur.
Het onderzoek deze week (pdf) onder een steekproef van ongeveer 6000 Nederlanders naar aanleiding van het referendum van woensdag jl., laat zien wat voor een grote (en oneigenlijke) consequentie de opkomstgrens van 30 procent heeft gehad op de opkomst en uitslag.
Bij het overzicht van het stemgedrag over de loop van de verkiezingsdag, zien we dat tussen 16 en 18 uur 32 procent voor stemde en tussen 20 en 21 uur 61 procent. Van die laatste groep gaf 58 procent aan dat als ze geweten hadden dat de opkomst zo dicht bij die 30 procent grens had gelegen dan zouden ze niet opgekomen zijn.
Overall geeft 29 procent van de voorstemmers aan thuis gebleven te zullen zijn als men had geweten dat de opkomst niet boven de 30 procent was gekomen.
Als ze dat inderdaad hadden gedaan, was de opkomst 28,5 procent geweest en het aandeel tegenstemmers 69 procent.
Aan de andere kant is ook 9 procent van de Nederlanders thuisgebleven door die opkomstgrens. Als zij zeker hadden geweten dat de opkomst boven de 30 procent geëindigd zou zijn dan was de opkomst 41 procent geweest en het aandeel tegenstemmers 53 procent.
19 procent vindt dat de regering nu toch moet ratificeren, 30 procent ratificeren na het aanbrengen van wijzigingen en 42 procent niet ratificeren. 29 procent denkt dat de regering het verdrag ongewijzigd gaat ratificeren en 50 procent dat het gewijzigd gaar gebeuren. Slechts 8 procent denkt dat het verdrag niet geratificeerd wordt.
De tegenstemmers waren oververtegenwoordigd onder vrouwen, de kiezers tussen 35 en 65 jaar, en onder de laag opgeleiden. Keer op keer blijkt de factor “opleiding” een dominante factor te zijn bij opvattingen en kiesgedrag van kiezers. Hoog opgeleiden waren voor 41 procent tegen en onder de laag opgeleiden was dit percentage 77 procent. Het lijkt wel of de twee categorieën in twee parallelle werelden leven.
Lezers van De Telegraaf hebben voor 79 procent tegen gestemd en die van Volkskrant, NRC-Handelsblad en Trouw voor ongeveer 30 procent.
Met maximaal nog 11 maanden voor de volgende Tweede Kamerverkiezingen en nog wie-weet-hoeveel maanden voor het volgende referendum, kunnen we er zeker van zijn dat die tweedeling nog veel vaker zal opduiken en ingrijpende gevolgen zal hebben op de (politieke) stabiliteit in Nederland. (Een tweedeling, die trouwens in andere Westerse landen, ook een steeds grotere invloed heeft op de regeerbaarheid van die landen).