Terwijl de Europese burger uitgekeken is op de EU, is de EU uitgekeken geraakt op de Europese democratie. Beide stevenen genadeloos af op een confrontatie. Mark Rutte heeft al gezegd dat hij er alle tijd voor zal nemen. Dat is heel verstandig. Nederland is momenteel voorzitter van de EU en als hij nú zou gaan zeuren over de uitslag van het referendum, met andere woorden over toetreding van de Oekraïne. zou hij in één klap al zijn gezag in Oost-Europa kwijt raken en dan kan hij (en kan Europa) fluiten naar een humane oplossing van de vluchtelingencrisis. Maar ook Brussel zit helemaal niet te wachten op die discussie. Sterker, ze hebben er geen boodschap aan. NOS-correspondent in Brussel Arjan Noorlander vertelde de dag na het Nederlandse ‘nee’ eerst dat de boodschap daar goed zou zijn aangekomen, om daar doodleuk aan toe te voegen dat er zo’n tweehonderd verdragen in Europa bestaan die niet door alle landen geratificeerd zijn en die toch allang worden uitgevoerd. Daar kan dit verdrag met Oekraïne nog wel bij. Brussel kan gewoon niks met de mening van het volk. Daarvoor is het ‘project Europa’ te groot geworden, te belangrijk. En is die mening (in Brusselse ogen) inmiddels te onvoorspelbaar, te irrationeel.
Ooit had het ‘Europese project’ een simpel doel: voorkomen dat Frankrijk en Duitsland elkaar opnieuw in de haren zouden vliegen. Het daartoe ingezette middel was even simpel als doeltreffend: een gezamenlijk beheer van de Europese kolen- en staalindustrie, waardoor geen van beide nog zelfstandig aan herbewapening kon beginnen. Deze ‘EGKS’ was een groot succes, en kreeg als spoedig een tweede doel: economische integratie. Economische eenheid moest welvaart scheppen zodat de arbeider nooit meer, gedreven door honger en werkloosheid, zou kiezen voor fascisme of communisme. Ook dat doel werd grandioos gehaald. Europa beleefde dertig vreedzame en economisch zeer voorspoedige jaren. Die economische integratie werd bereikte zijn hoogtepunt met de komst van het Europees Parlement en vooral van de euro. Maar dat was eigenlijk ook een stapje te ver. Er kwam weliswaar een gemeenschappelijke munt, maar zónder de wetten en instanties die binnen een nationale staat de financiën in het gareel houden. De tegenstanders van de EU klagen wel dat zij steeds groter en machtiger wordt, maar realiseren zich niet dat er al zo’n 15 jaar fundamentele gebreken in zitten. De gevolgen daarvan zijn inmiddels duidelijk.
In plaats van een pas op de plaats te maken, te werken aan een zorgvuldig afhechten van deze risico’s, koos Brussel voor een vlucht vooruit. Inmiddels was het Oostblok gevallen; tientallen landen lonkten naar de westerse welvaart en democratie. De Europese ambtenaren zagen een nieuw doel, en de Unie vond zichzelf opnieuw uit. Zij werd de brenger van welvaart, vrijheid en democratie. In plaats van een organisatie voor welvarende landen die door integratie hun welvaart konden vergroten, werd het een in organisatie die arme (corrupte) landen in zich opnam, in de verwachting dat dankzij integratie welvaart en democratie van de grond zouden komen. En daarmee schoot de Unie pas wérkelijk haar doel voorbij. Welvaart en democratie maakten (in de perceptie van de burger) plaats voor oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt, en het overal opduiken van immigranten.
Europa heeft nooit een democratisch fundament gehad. Het is van meet af aan een diplomatiek project geweest, gedragen door nationale overheden, ver verwijderd van welke verkiezing dan ook. Maar na de derde transformaties bijt Europa nu als een slang in zijn eigen staart. Het beweert op te komen voor vrijheid en democratie, maar is zelf niet democratisch. Het beweert vrede en welvaart te brengen, maar veroorzaakt daling van de lonen en sociale spanningen. En daarmee ondergraaft het zijn eigen fundamenten. Regeringsleiders worden geconfronteerd met een democratische transformatie aan het thuisfront die hen dwingt om Europa meer en meer los te laten.
In zijn boek ‘Dit is Europa‘ (een compilatie van interviews met ruim tweehonderd Europeanen) toont Mark Schalekamp aan dat Europeanen in feite heel tevreden over de resultaten die de Europese politici de afgelopen halve eeuw hebben geboekt. De lange periode van vrede, de hoge welvaart, de welvaartsstaat, het vrije reizen, de ene munt – slechts een kleine minderheid is bereid om daar afstand van te nemen. Het is de derde transformatie die leidt tot gezucht en gesteun, en een terugverlangen naar de nationale staat. De instroom van immigranten van buiten de EU heeft dat al jaren spelende probleem alleen maar verergert. Het resultaat is een mix van nostalgie naar het oude staatsgezag in combinatie met meer democratie. ‘Als ik de regering van Malta was,’ zo zegt Stephen op Malta, ‘zou ik de burgers vragen wat ze vinden van buitenlanders en immigranten. En als die zouden zeggen dat ze ze niet wilden, zouden ze moeten stoppen met toelaten en iedereen terugsturen naar zijn land.’ Het is een sentiment dat momenteel overal op te tekenen valt, en dat de Europese politiek op zijn kop zet.
Brussel heeft zich één ding onvoldoende gerealiseerd: het streven naar welvaart en democratie kunnen haaks op elkaar gaan staan. Men kan de welvaart vergroten door grenzen af te breken, door een ‘Verenigde staten van Europa’ te vormen. Maar men kan de democratie alleen maar vergroten door juist grenzen te stellen, en te bewaken. Democratie is immers ondenkbaar zonder het gevoel van de groep, de stad, de staat. Democratie vergt dialoog, dus een gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid, van saamhorigheid. Als dat gevoel ontbreekt, trekt elke groep zich in zijn eigen wereld en zijn eigen gelijk terug. En dat is exact waar de derde transformatie van de EU voor heeft gezorgd. Door te veronderstellen dat integratie democratie zou brengen (al dan niet onder druk), dat integratie éérst komt, waarna democratie zal volgen. heeft Brussel de psychologische basis van de democratie ondergraven. De burger voelt zich belaagd, en eist een herstel van dat ‘wij’ gevoel. Hij wil geen nieuwe, arme, corrupte lidstaten meer waarvan de inwoners straks in ‘onze’ straten opduiken, met alle spanningen van dien.
Europa is veranderd. Maar ondertussen is de democratie ook veranderd. De burger kiest niet meer voor Europa via de lange weg van stembus, het parlement en de regering; hij spreekt zich nu rechtstreeks uit tégen Europa via opiniepeilingen, steun aan anti-Europese partijen en referenda. Brussel heegf daar geen boodschap aan – kán daar geen boodschap aan hebben want haar nieuwe missie (de verbreiding van welvaart en democratie) is voor haar van levensbelang. Er bestaat geen scenario voor een terugtocht; voor een gecontroleerd uitademen van macht na decennia van inademen. Voor Brussel zijn de ‘Europese idealen’ onaantastbaar, is het dit Europa of geen Europa. Wie daar tegen is, is dom of in ieder geval (volgens Brussel) onvoldoende geïnformeerd.
Maar de burger weet genoeg. Hij wil af van dat nieuwste Europa. En zal uiteindelijk zijn zin krijgen. Niet via zinloze referenda maar door het langzaam maar gestaag uithollen van de oude politieke structuur waarop Europa is gebaseerd. Engeland, Duitsland, Frankrijk Nederland, Spanje, Italië, Griekenland – overal weerklinkt de nostalgie naar de nationale staat. Een valse nostalgie (de oude staat heeft Europa altijd ondersteund), maar de boodschap is duidelijk: de burger wil dat Brussel een stap terugzet. Geen uitbreiding, geen (al te) open grenzen voor derderangs EU-lidstaten, En al helemaal geen immigratie uit nóg armere werelddelen. En Brussel doet er verstandig aan een uitweg te zoeken. Terug naar een bescheidener Unie. Voordat elk volk apart een uitweg gaat afdwingen.
Mark Schalekamp, Dit is Europa. Uitgeverij Maven Publishing, 320 blz. 22,50 euro