Beduusd is het beste woord voor hoe ik stond te kijken bij de geweldige golf van ethisch besef en morele verontwaardiging die ons land en onze buurlanden overspoelde na de onthulling van de Panama-papers. Ook al ging naar het zich laat aanzien om volledig legale activiteiten, de oordelen waren er niet minder hard om.
Nauwelijks een week na publicatie van de boekhouding van het juridisch advieskantoor Mossack Fonseca was de premier van IJsland afgetreden en stond David Cameron voor Downing Street 10 kopieën van zijn oude belastingaangiftes uit te delen. Binnen een paar dagen viel ook het doek voor de Spaanse Minister van Industrie, José Manuel Soria. En al die tijd danste de top van onze eigen belastingdienst juichend de polonaise door de bedrijfskantine: “We’ve got them!”
De euforie over de vermeende vangst ging zo ver dat WNL-hoofdredacteur Bert Huisjes in het Radio1 Mediaforum van maandag 11 april zonder blikken of blozen verklaarde dat als het om belastingontwijking ging, naming en shaming burgerplicht was: als mensen “voor een dubbeltje op de eerste rang wilden zitten”, als ze weinig tot geen belasting wilden betalen, dan mocht dat volgens Bert best gezien worden. Hoezo privacy? De kwestie was binnen een paar dagen hard op weg de ongure trekken aan te nemen van een ouderwets volksgericht, alleen was de volkswoede dit keer heel eenentwintigste-eeuws geglobaliseerd.
Er zijn inmiddels honderden pagina’s over de kwestie volgeschreven en allerlei schandlijsten van namen gepubliceerd. Dat was soms onthullend, maar meestal alleen maar vermakelijk pikant (Oei, Messi! Porosjenko! FIFA-geweten Daminani!). Er werd een boel door elkaar gehaald, zoals belastingontwijking (binnen de wet) en belastingontduiking (illegaal, fraude). En er is een hoop gespeculeerd over de motieven en achtergronden van betrokkenen en hoe zij aan hun fortuin gekomen waren, wat soms best verhelderend was.
Zo legde Joris Luijendijk in NRC Handelsblad nog eens indringend uit hoe werkdruk en onderlinge competitie overal ter wereld mensen in de financiële sector ertoe brengen om zonder bedenkingen aan elke financiële constructie mee te werken, hoe vaag, onbegrijpelijk of onwelriekend ook. Het was een interessant verhaal, maar net zo min als alle andere raakte het de kern van de zaak.
Die kern is de vraag hoe het kan dat de wetgeving is zoals hij is, en politici toch over elkaar heen struikelen om de staf te breken over de bepaald niet nieuwe ontwijkingsmethoden die de Panama papers illustreren. Men behoorde toch allang te weten welke ontwijkingsmogelijkheden men zelf had opgetuigd? Komt Kamer, regering en belastingdienst überhaupt wel een moreel oordeel toe over wie van zijn rechten gebruik maakt? En hoe zit dat met al die deskundigen, opiniemakers, columnisten en twitteraars die de offshorespaarders van deze wereld welhaast unisono genadeloos de maat nemen?
Verreweg het meest gehoorde, welbeschouwd het enige argument tegen de belastingontwijkers verwoordde Margriet Brandsma als lid van dat al eerder genoemde Mediaforum als “Het mag misschien allemaal wel, maar alles wat mag, moet dat ook?” Dat argument hoor je ook vaak opduiken in geschillen over de vrijheid van meningsuiting, om dezelfde reden. Want wat Brandsma bedoelt is: het mag dan misschien wel van de wet, maar niet van mij, dus mag het toch niet. Dat is een particulier moreel oordeel, maar niet meer dan dat. Brandsma mag “Bah” roepen tegen wie haar morele grenzen overschrijdt, ze mag zelfs roepen dat iets “verboden zou moeten worden”, maar verder dan dat mag ze in een democratische rechtsstaat niet gaan.
Verdergaande stappen zijn voorbehouden aan het staatsapparaat, dat zich bij de handhaving helemaal niet door morele oordelen mag laten leiden. Gezagsuitoefening op basis van emoties en morele afkeuring is juist een kenmerk van junta´s en dictators. In een democratische rechtsstaat heerst niet de persoonlijke willekeur van een machthebber of een clubje machthebbers, maar hebben politiek en overheid tot taak de samenleving namens ons allen te ordenen en te reguleren. Daartoe hebben zij het monopolie op wetgeving en wetshandhaving gekregen, onder het fundamentele beding dat niet alleen de burgers, maar ook zijzelf zich aan de regels houden. Dat betekent dat het aloude adagium dat de burger geacht wordt de wet te kennen een keerzijde heeft, namelijk dat de burger erop moet kunnen vertrouwen dat datgene wat de wet niet verbiedt, zonder meer is toegestaan. Ook als regels achteraf minder goed blijken dan gedacht. Zonder dat bestaat voor niemand rechtszekerheid.
Voor gewone burgers ligt dat allemaal heel anders. Zij mogen anderen naar hartelust de morele en ethische maat nemen, en bijvoorbeeld hun vertrouwen in belastingontwijkende politici opzeggen. Ook smakeloze stemmingmakerij zoals van Volkskrant-columnist Bert Wagendorp, die gewag maakte van “parasitaire kuteilandjes als de Seychellen en Samoa”, zij hem van harte gegund. Maar het gaat mis bij het naming and shaming door kranten en andere media waar Huisjes zoveel heil in ziet. Dat draait immers onvermijdelijk uit op trial by media van mensen van wie geenszins vaststaat dat ze iets illegaals op hun kerfstok hebben. Dat schendt op zijn minst hun privacy.
Nog bonter maakte SP-voorman Emile Roemer het met zijn uitspraak in functie over “stelende miljardairs” dankzij wie werknemers meer belasting moeten betalen. Hij gaat ermee niet alleen als politicus buiten zijn boekje, maar ook is het zolang de gebruikte methoden binnen de grenzen van de wet blijven een kwalijke leugen. Ook Roemer zal immers beamen dat niemand gehouden is om meer belasting te betalen dan de wet voorschrijft, dus wordt door legale ontwijking niemand benadeeld.
Dat neemt niet weg dat er voor de media en voor politici (maar niet de regering en de uitvoerende macht) wel degelijk goede morele redenen kunnen zijn om individuele gevallen onder de aandacht te brengen. De IJslandse premier Gunnlaugsson is zo’n geval. Vergeet niet dat hij uit hoofde van zijn functie bij uitstek het symbool is van de politieke kaste die, verblind door het grote geld, nog geen acht jaar geleden de complete bevolking van IJsland de financiële afgrond injoeg. Wie dan als premier niet beseft dat hij bij alles wat maar naar geld ruikt op eieren loopt en zijn tijd steekt in het uitpeuren van persoonlijke fiscale voordeeltjes, betoont zich het in hem gestelde vertrouwen niet waard.
Voor de Spaanse minister Soria geldt net zoiets. Als Minister van Industrie greep hij diep en keihard in in de inkomenspositie van talloze Spanjaarden. Wie dan de indruk wekt vooral gespitst te zijn op het maximaliseren van de eigen toch al riante welstand, verliest elk vertrouwen.
Een soortgelijk geval binnen Nederland is ABN Amro commissaris Bert Meerstadt. Eerder had hij als NS-baas niet alleen slecht gepresteerd, maar zich ook de reputatie verworven van iemand die zijn kont afveegt met alles en iedereen – hij misgunde zijn klanten en personeel zelfs een wc op de trein. Als commissaris bij ABN Amro moest deze wandelende Fyra toezicht houden op de handel en wandel van de bank, nog geen acht jaar na het door gebrek aan integriteit en verantwoordelijkheidsgevoel veroorzaakte bankroet van bijna de hele financiële sector.
Natuurlijk wekt zo iemand, als hij zich ook nog eens intensief om zijn eigen centjes gaat zitten bekommeren, de indruk de verkeerde prioriteiten te stellen, net als Soria en Gunnlaugsson. De vraag is in dit geval alleen of niet ABN Amro baas Gerrit Zalm, die het presteerde om de vent als commissaris binnen te halen, nog veel meer ieders wantrouwen verdient.
Hoe dat ook zij, we mogen in elk geval van iedereen verlangen, opiniemakers en politici voorop, dat ze de zaken niet al te erg door elkaar halen. Wie goed luistert, bespeurt dat veel van de morele verontwaardiging over de offshorespaarders uit de Panama papers – veelal particulieren en MKB’ers – eigenlijk gaat over de veel verdergaande belastingontwijkende praktijken van grote multinationals als Amazon, Ikea en Starbucks. Maar die praktijken hebben meestal weinig met Wagendorps eilandjes van doen. Ze worden juist met veel gusto en alleen voor zeer grote partijen mogelijk gemaakt door onze eigen belastingdienst, in opdracht van diezelfde Kamer die nu zo verontwaardigd doet.
De rest is goeddeels afgunst jegens rijke mensen, met als mooiste, eveneens uit SP-koker afkomstig argument tegen “belastingparadijzen” dat arme mensen er niets aan hebben. Nee, dat haalt je de koekoek, dat is nu net wat de woorden “rijk” en “arm” betekenen. Verder is er, zolang de wet niet wordt gewijzigd, zowel bruto als netto weinig aan de hand.