Hoe dwingend is Europese samenwerking? In het publieke debat horen we vaak dat Nederland iets van Brussel ‘moet’, terwijl dat niet altijd klopt. Er bestaan wel dwingende EU-regels, maar er zijn ook veel vrijblijvende EU-besprekingen die volgens de EU-regels simpelweg niet verplichtend kunnen zijn. Deze leveren géén dwingende regels op. Er vindt wel ‘coördinatie’ tussen de EU-landen plaats. Landen kunnen zich aan de vrijblijvende uitkomsten onttrekken, maar de vraag is natuurlijk of ze dat ook doen. Wat blijkt? Vrijblijvendheid bestaat in de EU niet.
Onlangs promoveerde Bart Vanhercke aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift: ‘Inside the social open method of coordination: the hard politics of ‘soft’ governance.’ In dit onderzoek gaat hij in op de invloed van de EU op de verzorgingsstaat op nationaal niveau. Dit is bij uitstek een beleidsterrein waar de EU niet of nauwelijks macht heeft en geen regels kan opleggen. Het is wel een beleidsterrein waarbij landen onderling overleggen.
Leve de bureaucratie. Deze methode heet: ‘de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en insluiting’, afgekort ‘sociale OMC’. Op deze methode is veel kritiek, juist omdat deze op papier heel vrijblijvend is. Lidstaten schrijven rapporten, stellen indicatoren op, geven elkaar feedback en spreken doelstellingen af. Allemaal niet verplichtend en dus een in potentie tandeloze exercitie zonder resultaat omdat iedereen zich eraan kan onttrekken, ondanks al het overleg en alle bureaucratie.
Vanhercke dook voor zijn proefschrift in deze procedure en sprak tientallen beleidsmakers. Wat blijkt? Niemand vindt weliswaar dat sociale OMC een revolutie in het nationale beleid teweeg heeft gebracht, maar men vindt het wel een nuttige manier van werken. De methode heeft namelijk tegen alle verwachtingen in juist wél invloed op nationaal beleid. Vanhercke noemt dat “hefboomwerking”: beleidsmakers legitimeren hun eigen voorkeuren door te wijzen op de uitkomsten van dit formeel zeer vrijblijvende overlegproces.
Beleidsmakers leren via deze overleggen hoe ander landen met sociale zekerheid omgaan. Bovendien leren ze soms zelfs van beleidsmakers in eigen land, aangezien ze die in Brusselse overleggen te spreken krijgen. Vanhercke laat zien dat sociale OMC op deze manier thema’s op de agenda bracht. Kinderarmoede werd bijvoorbeeld een beleidsprioriteit, ondanks aanvankelijke tegenstand. Ook kwamen er gekwantificeerde doelstellingen voor sociaal beleid.
Zo ontstaat er weer eens een puzzel: de EU werd machtiger omdat bevoegdheden werden overgedragen aan Brussel waar men het recht kreeg dwingende regels te scheppen. De EU heeft op andere vlakken echter niet of nauwelijks macht en functioneert meer als een overlegmachine. Dit deel van de EU produceert geen dwingende regels, maar leidt via zachte onderhandelingen en vrijblijvende gesprekken toch tot harde onderhandelingen waarvan de uitkomsten uiterst serieus worden genomen en zelfs als dwingend worden opgevat.
Eurosceptici die minder macht willen voor Brussel, moeten dit in hun achterhoofd houden: vrijblijvend overleg in Brussel bestaat niet.
Dit jaar doet Chris Aalberts onder de titel Bruslog – Brusselse logica – verslag van Europese politiek in Brussel, in Den Haag en in het land. Chris is momenteel op zoek naar Nederlanders in Brussel.