De circa 213 gebouwde zesmotorige Messerschmitt Me 323 Gigant transportvliegtuigen waren zoals dat heet ‘meer dan de som van hun onderdelen’. Met een dragende constructie van gelast staalbuis en houten liggers, afgekleed met multiplex en doek, oogde de Me 323 eerder fragiel WOI dan gründlich Deutsch WOII. In de praktijk konden ze echter redelijk wat gevechtsschade absorberen.
Hoewel de laatste Giganten reeds in 1944 ergens op de grond of in de lucht aan hun eind kwamen, stond hun kunnen model voor naoorlogse ontwerpen. De laadvloerafmetingen van de Me 323 (l x b: 11 meter x 3 meter) waren gebaseerd op dat van platte spoorwegwagons. Dit vind je terug in de C-130 Hercules, waarvan de eerste versies een vergelijkbare laadvloerafmeting kregen (12 x 3 meter).
Het begon in 1940 met een haastklus voor de invasie van Groot-Brittannië. Junkers en Messcherschmitt moesten binnen veertien dagen een groot zweefvliegtuigontwerp uitwerken (Grossraumlastensegler). Junkers kwam met de Ju 322 Mammut, een kolos met circa 20 ton laadvermogen, Messchermitt tekende de Me 321 Gigant, waar 130 man of tot 23 ton vracht in konden. De Junkers had het niet, de Messerschmitt wel. Er werden in 1941 en 1942 zo’n 200 Me 321s gebouwd, die naast in Noord-Afrika vooral ingezet zijn aan het Oostfront. Voor zover ze ingezet werden. Hoewel de zweefreus zijn laadbeloften waarmaakte, was het slepen ervan problematisch.
Bundesarchiv afbeelding. Tekst: TekstNordafrika, Tunesien.- Zwei Zugmaschinen (Zgkw. 12t und Praga T6-SS) ziehen Transportflugzeug Messerschmitt Me 323 D-1 Gigant; PK XI. Fliegerkorps (foto door Helmuth Pirath, 1942)
Wat dan wel weer hielp in de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën zoals RATO (Rocket Assisted Take Off). Ook leidde het tot het ontwerp van de vijfmotorige Heinkel 111Z Zwilling, waarvan de circa tien productiemodellen daadwerkelijk uit sleuren gingen. Een andere manier was het triotrekken als Troika-schlepp, waarbij een drietal tweemotorige Messerschmitt Bf 110s synchroon vliegend een Me 321 op sleeptouw namen. Geen vliegklus voor beginners.
Met name de sleepbroblemen van de Me 321 leidde in 1941 tot de ontwikkeling van de Me 323. Feitelijk een gemotoriseerde Me 321. Om geen druk op de productie van eigen eersteklas krachtbronnen te leggen, koos Messerschmitt voor ‘oorlogsbuit’. Zijnde een Franse veertiencilinder Gnome-Rhône radiaalmotor geleverd door fabrieken in bezet gebied. Geen belazerde krachtbron, en goed voor circa 1100 pk bij de start (720 pk continu). Aanvankelijk kreeg de Me 323 vier Gnome-Rhône’s, maar dan moest er met een praktische lading nog steeds gesleept worden. Dus werden het er uiteindelijk zes. Die niet zelden net als de zwevers toch graag nog wat extra RATO-pep blieften.
Op twee experimentele gepantserde ‘vliegende forten’ versies na (a la YB-40), waren de meeste Me 323s voor zelfverdediging nogal mager aangewezen op vijf handbediende machinegeweren, waarvan twee in koepels bovenop de vleugels.
Op onderstaand document wat gegevens van de 50 tons klasse Me 323. Met sterkere motoren zat er mogelijk zelfs een 60 of 75 tonner in. Deze kwamen niet verder dan de tekentafel of motorische experimenten (foto: bundesarchiv via www.deutscheluftwaffe.de, waar bergen meer Me 323 info. Ook voor andere typen).
De Me 323 toog in november 1942 aan de slag. In eerste instantie om Rommels Afrikakorps te bevoorraden. Dit was al aan de verliezende hand, met een toenemend luchtoverwicht voor de geallieerden boven de Middellandse Zee. Het betekende spitsroeden lopen voor de trage, zwak bewapende Me 323s. Met soms verliescijfers conform de naam van het toestel. Zoals kort voor het einde van de strijd in Noord-Afrika, toen op 22 april 1943 een aantal Me 323s toch een poging waagden om het Korps te helpen. Van de 27 Me 323s die opstegen om de Straat van Sicilië over te steken werden er 20 neergeschoten.
Net als hun zweefvoorganger zagen de meeste Me 323s dienst aan het Oostfront. Waar de verliezen de productiesnelheid overtroffen. Een productie die na 198 stuks in april 1944 staakte. Samen met de zwevende, plus een handvol van motoren voorziene omgebouwde Me 321s, sleurden alle Giganten mensen en materieel van en naar het front tot ze neergeschoten werden of op de grond verloren gingen. Zonder ooit te doen waar ze voor getekend waren: het vervoer van zwaar materieel bij offensieve luchtlandingen.
Iets waar de ruim 1600 gebouwde DFS 230 zweefvliegtuigen (1937) evenmin zelden in de praktijk voor gebruikt werden. Ondanks de roemruchte faam van het in mei 1940 steil op Belgische forten landen met 9 man of 1200 kilo vracht aan boord, en hun inzet op Kreta in 1941, voerden de meesten front-bevoorradingstaken uit.
Hetzelfde gold voor de Gotha Go 242 (1941). Een groter dubbelstaarts zweefvliegtuig voor 23 man of circa 3,5 ton vracht. Van dit nuttige type met laaddeuren achterin de romp werden er 1538 gebouwd. Een aantal van hen deden een Me 321-naar-323’tje, en kregen twee Gnome-Rhône motoren van 700 pk. Dit ombouwproces leverde 133 Go 244s op. Waar het Amerikaanse Fairchild mogelijk een beetje van spiekte om tot de C-82/C-119 te komen, en het Franse Nord naar gluurde voor de Noratlas.
Bundesarchiv afbeelding. Tekst: Sowjetunion, Süd.- Lastensegler Gotha Go 242 im Einsatz für Verwundetentransport; Eins Kp.Lw.z.b.V. (foto door W. Wanderer, 1943).
Titelfoto: Me 323 (foto: wiki-commons bundesarchiv, door Menzendorf)