Hitler was een zionist. Met deze ongelofelijk stupide opmerking groef Ken Livingstone, de oud-burgemeester van Londen, afgelopen week zijn politieke graf. Livingstone meende het vast goed. Het was zijn pro-Palestijnse actieverleden dat hem parten speelde. Maar die strijd, en de opruiende taal die daarbij hoort, zijn anno 2016 dodelijk voor een politicus.
Livingstone wilde met zijn opmerking een geestverwant te hulp schieten. Labour-kamerlid Naz Shah had namelijk (een paar maanden voordat ze het Parlement betrad) een plaatje op Facebook gezet waarin de contouren van Israël geprojecteerd waren op die van de (veel grotere) VS, met daarbij de mededeling: ‘Probleem opgelost, en dan hoeft u niet langer op te draaien voor de drie miljard die u jaarlijks overmaakt.’ Shah werd vorig jaar verkozen in het kiesdistrict Bradford, West Yorkshire. Een stad met grote raciale problemen. Wie weet doet zo’n ‘grap’ het daar goed. Maar eenmaal verkozen doken tegenstanders in haar Facebook en dook de post weer op. Er volgden er meer. Zo had Shah de praktijken van de Israëlische autoriteiten ooit vergeleken met die van de nazi’s.
Ze bood haar excuses aan voor de antisemitische opmerkingen, legde haar functie binnen de fractie neer, en de zaak leek afgedaan. Maar andere fractieleden zeiden dat ze beter kon vertrekken. Er volgden nog meer excuses. Partijleider Jeremy Corbyn zette haar in de wachtkamer, in afwachting van een onderzoek. Eindelijk rust? Nee. Donderdagmorgen schoot Ken Livingstone haar te hulp. De facebookposts waren ‘grof’ maar was het antisemitisme of anti-Israël? hij klaagde over een ‘well orchestrated campaign’ van de israël-lobby om iedereen die kritiek heeft op Israël te beschuldigen van antisemitisme. En wisten de kijkers dat Hitler ook een zionist was geweest, ‘before he went mad‘? Hitler had immers nadat hij aan de macht was gekomen, meegewerkt (of in ieder meegedacht) aan de emigratie van Joden richting Palestina. Nog diezelfde ochtend maakte een collega-parlementslid hem uit voor een ‘disgusting nazi apologist‘. Anderen volgden. Die middag moest Livingstone, op de vlucht voor een horde journalisten, zijn toevlucht zoeken in een invalidentoilet. Het mocht niet baten. Er komt, zo maakte Corbyn zaterdag bekend, een nóg groter onderzoek naar antisemitisme binnen Labour. Livingstone, de ooit zo populaire ex-mayor van Londen, ligt er zo goed als uit.
De opmerking van Livingstone staat niet alleen; eerder was de voorzitter van de Labour Club van de Universiteit van Oxford, Alex Chalmers, opgestapt vanwege een aantal anti-joodse opmerkingen in de club. Maar dat had meer van een studentikoos relletje. Je kunt van studenten alles verwachten, en het gaat vooral om geruchten (en Chalmers had of heeft banden met de ‘Israël-lobby’). Maar voor velen tonen deze incidenten aan dat Labour ‘een probleem’ heeft met joden. Het échte probleem is dat een groot deel van Labour grote problemen heeft met Israël. En dan moet je op je woorden passen. Nu meer dan vroeger. Livingstone blijft bij zijn standpunt en vindt het absurd dat iemand uit de partij kan worden gezet vanwege een standpunt dat hij al dertig jaar verkondigt. Maar tijden veranderen.
Toen de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen, hadden ze eigenlijk nog geen idee wat ze met de Duitse Joden zouden doen. Die moesten ‘verdwijnen’ uit de samenleving, dat was duidelijk. Maar of dat boycotten of opsluiten betekende, of gedwongen emigratie – ach, wat deed het ertoe. Hoogstwaarschijnlijk dacht zelfs de meest gestoorde nazi toen nog niet aan industrieel georganiseerde massamoord. Zeker in de eerste jaren werd er van alles geopperd en geprobeerd. De ‘eindoplossing’ zou pas jaren later naar voren komen. Eén van de opties die de nazi’s uitprobeerden was gedwongen emigratie. Waarnaartoe, dat maakte uiteraard niks uit. Palestina? Prima. En dus sloot de kersverse nazi-regering met een zionistische organisatie de Havaara overeenkomst, waardoor gedurende enige jaren een (overigens heel beperkt) aantal Joden naar Palestina kon vertrekken. Die overeenkomst maakt nazi’s nog geen zionisten. Hooguit opportunisten. En dat geldt dan ook voor de zionisten die daaraan meewerkten. (Er waren aan beide zijden felle tegenstanders.)
Hetzelfde gebeurde tegen het eind van de oorlog; ook toen waren er contacten tussen nazi’s en zionisten waardoor vele Joden konden worden gered. Het zijn voorbeelden die aangeven dat zionisten in die jaren héél ver wilden gaan om Joden te redden (en hun droom van een thuisland werkelijkheid te doen worden). De draai die Livingstone hieraan geeft, is duidelijk afkomstig uit de foldertjes en websites van pro-Palestijnse actiegroepen die hij al vele jaren steunt. Maar belangrijker dan deze ‘grap’ is dat het taalgebruik in deze kringen over het Israëlisch-Palestijnse conflict inmiddels zwaar verouderd is.
Binnen die pro-Palestijnse beweging wil men een helder en scherp onderscheid kunnen maken tussen drie zaken: Joden, Israël en het zionisme. Ze hebben niets tegen ‘de Joden’ (zullen ze vrijwel allemaal zeggen, waarschijnlijk naar eer en geweten), en het gematigde deel van de beweging heeft ook niets tegen het bestaan van de staat Israël an sich. Dat is een feit dat zich niet langer laat ontkennen. Ze zijn echter allemaal wél fel gekant tegen ‘zionisme’, en daarmee duiden ze op de huidige politiek van Israël jegens de Palestijnen. ‘Zionisme’ is in hun ogen de overtuiging dat de Joden méér recht hebben op het land dan de Palestijnen. Livingstone behoort tot de gematigden, zoals blijkt uit zijn bekende uitspraak: “I am not against Israël, I am against zionists.” Maar de heisa van de afgelopen week laat zien dat deze intellectuele acrobatiek volstrekt niet bestand is tegen het rechtlijnige taalgebruik van de verdedigers van Israël en alles waar dat land (volgens hen) voor staat. Voor velen van hen is een (goede) Jood per definitie een zionist, en is Israël het resultaat van het zionisme. En juist deze verdedigers zijn momenteel aan de winnende hand. En dus bepalen zij (om met Foucault te spreken) in toenemende mate het discours rond het conflict.
Het Palestijns-Israëlische conflict is een van vele onopvallende slachtoffers van de geweldsgolf in Irak en Syrië. Het onderwerp is in de media compleet weggevallen. Uit Israël geen nieuws, zo lijkt het al geruime tijd. De machteloze steekpartijen door Palestijnse jongeren halen de kranten niet of nauwelijks; de correspondenten zitten elders in het Midden-Oosten of worden vergeten. Tegelijkertijd doen de Israëlische autoriteiten er alles aan om Israël te presenteren als het volgende potentiële slachtoffer van de gewelddadige islam. Het volk moet de rijen sluiten zo luidt het devies. Juist de afgelopen jaren hebben zich daardoor in de Israëlische samenleving opmerkelijke en onheilspellende ontwikkelingen voorgedaan. Het bekende patroon van Palestijntje pesten, de vernederingen en wetteloze onteigeningen, gaat gewoon door. Daarnaast echter hebben de regering, een groot deel van de Knesset, de politie en een aantal extreem-rechtse groeperingen een gemeenschappelijk plan van aanpak ontwikkeld (wellicht vanzelf, al zullen er ongetwijfeld op hoog niveau afspraken zijn gemaakt) om oude lastposten aan te pakken. Vooral ‘linkse’ actiegroepen zijn de laatste tijd het mikpunt van beschuldigingen, politie-operaties en pesterijen.
Zo wordt Breaking the Silence (die getuigenissen van soldaten uit de bezette gebieden verzamelt) niet langer alleen door rechtse groepen afgeschilderd als een stel ‘verraders’, maar ook door steeds meer parlementsleden én kabinetsleden zoals defensieminister Ya’alon en minister-president Netanyahu. En in navolging van veel andere bedenkelijke landen (zoals Rusland) is er in Israël een wet in de maak die de activiteiten van ‘linkse ngo’s’ (de amutot hasmol) aan banden moet leggen. Vanwege de financiële steun uit het buitenland worden de leden daarvan regelmatig beschuldigd van spionage en het steunen van terrorisme. Daaronder valt bijvoorbeeld B’Tselem, dat al vele jaren onderzoek doet naar de mensenrechtensituatie in Israël. Organisaties die zich richten op Joodse kolonisten en vanuit het buitenland gesteund worden, hebben niets te vrezen. De wet is een initiatief van justitieminister Shaked (Zij stelde ooit voor dat leden van dergelijke clubs, wanneer ze in de Knesset kwamen, een herkenningsteken op hun kleren zouden moeten dragen).
Extreem-rechts ruikt zijn kansen. Het aantal geweldsincidenten vanuit deze kring is de laatste jaren sterk gestegen. (Het aantal slachtoffers daarvan is veel groter dan van die steekpartijen.) Onderwijsminister Bennett heeft onlangs een lijst met verboden boeken opgesteld. Boeken die in zijn ogen te kritisch zijn over Israël. Cultuurminister Regev heeft ondertussen een wet aangekondigd die de ‘loyaliteit’ in de Israëlische kunsten moet stimuleren. En zo zijn er nog meer voorbeelden te geven. Israël wordt bedreigd, schreeuwt extreem-rechts. En mede dankzij het feit dat niemand in het westen op Israël let, heeft deze beweging nu de wind mee. De tijd van zelfkritiek, pluriformiteit en dialoog is voorbij. Men is voor of tegen Israël, en daarmee ook ‘voor of tegen’ het zionisme én de Joden. De taal verschrompelt. Drie begrippen versmelten tot één. Wie daar anders over denkt, wie subtiel doet of suggereert dat Israël fout bezig is, is per definitie verdacht. Een verrader. Waarschijnlijk een antisemiet. De Labour Partij zal haar standpunt inzake Israël en de Palestijnen opnieuw moeten verwoorden, en daarbij die beschuldiging moeten vermijden. Dat wordt een lastige.