Laten we eens ‘filosofisch’ doen en de goederen in deze wereld indelen in twee grote categorieën. Dan heb je: (i) de goederen die eeuwen- en eeuwenlang blijven bestaan, zonder dat het veel onderhoud vergt, en (ii) de goederen die je elke dag moet verdedigen om te laten voorbestaan.
Een voorbeeld van de laatste categorie is de wereldtitel boksen. Zoiets moet je verdedigen. Je kan, en zal, als titelhouder worden uitgedaagd door nieuwe ambitieuze concurrenten en dan zeggen “nou nee, ik neem de uitdaging niet aan”, dat zit er niet in. De wereldtitel boksen is dus een voorbeeld van categorie twee. Maar er zijn ook goederen, zoals de piramide van Cheops. Die piramiden liggen daar en afgezien van luchtvervuiling en andere bedreigingen kunnen ze eeuwen de tand des tijds doorstaan.
Wanneer men onze politici, zowel nationaal als internationaal, aan het werk ziet, dan lijkt het dat zij uitgaan van democratie als behorend tot de categorie piramiden. Een democratie, die hebben we nu eenmaal. Eens gerealiseerd, in het begin van de twintigste eeuw, met het algemeen kiesrecht was het klaar. Of halverwege de negentiende eeuw met de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid – ziedaar ons erfgoed voor eeuwen en eeuwen.
Maar is dat wel zo? Of is democratie iets als de wereldtitel boksen en moet je bereid zijn, elke dag, de strijd aan te binden met concurrenten, met wat Popper noemde “de vijanden van de open samenleving”, omdat anders die democratie niet meer zal voortbestaan? Ten prooi aan de Khomeini’s, de Erdogan’s, de Poetin’s?
Onlangs heeft Angela Merkel de kolossale blunder begaan een criticus van een machtshongerige dictator door haar eigen Duitse Openbaar Ministerie te laten vervolgen. Dat was heel dom. Dat vindt zij zelf, geholpen door wat polls onder de Duitse bevolking, nu ook trouwens. Ook dom was het dat Angela Merkel in Nederland een prijs kreeg uitgereikt die is genoemd naar de Amerikaanse president Roosevelt die nota bene bedoeld is voor mensen die weerstand bieden aan dictatuur.
Maar zo langzamerhand begint duidelijk te worden dat onze politici de weg kwijt zijn, als het aankomt op het verdedigen van democratische waarden. Zij denken dat die democratie zo oersterk is dat je die elke dag kunt verloochenen zonder dat dit een merkbaar effect heeft op onze wijze van leven (een piramide van Cheops).
Dit proces is al enige decennia gaande. Het is een soort naoorlogse decadentie onder de politieke elite dat als je maar flink met je hoofd in de wolken van de internationalisering hangt het allemaal wel goed komt met de nationale democratie.
In 1987 belde minister Hans van den Broek live in bij de VARA om satirische kritiek door Rudi Carrell op de Iraanse dictator te ontmoedigen. Te gevaarlijk. Het werd een glorieuze overwinning voor Khomeini. Die gooide er twee jaar later een schepje bovenop door de schrijver Rushdie ter dood te veroordelen. Wie kan hem ongelijk geven, als je ziet hoe zwak democratieën reageren op een frontale aanslag op hun beginselen?
In de Deense cartoon-affaire uit 2005 zagen we ook hoe velen niet het in brand steken van Deense ambassades kritiseerden, maar het feit dat de Denen het hadden gewaagd politieke en religieuze satire te publiceren. En zo rolden we vanzelf door naar de liquidatie van de gehele redactie van Charlie Hebdo in 2015.
Merkwaardig genoeg zijn het niet politici die de wereldtitel ‘democratie’ verdedigen, maar columnisten als Annabel Nanninga en Ebru Umar, cabaretiers als Hans Teeuwen, terwijl onze nationale politici met meel in de mond spreken of met ‘stille diplomatie’ (heel stil) beweren de kwade krachten in deze wereld van ons af te houden.