‘Waar het beleid decennialang was gericht op risico’s beheersen en een veilige werksituatie creëren, speelt de gemeente nu vooral de loverboys, foute pooiers en ‘mensenhandelaren’ in de kaart die ze willen bestrijden’
Deze week moet de Utrechtse burgemeester Jan van Zanen een besluit nemen over gedeeltelijke terugkeer van de raamprostitutie in zijn stad. Een heet hangijzer, want erachter woedt een heftige strijd tussen een legale beroepstak, belangenbehartigers met eigen belangen en mistige achterkamertjespolitiek. Wat moet de gemeente wel en niet doen? Vijf tips van een onafhankelijk sekswerker én gediplomeerd verpleegkundige.
Onder de noemer ‘het tegengaan van criminaliteit, mensenhandel en verloedering’, sluiten steeds meer gemeenten raambordelen. In Amsterdam is bijvoorbeeld al ongeveer de helft van de ramen gesloten en sinds de zomer van 2013 zijn ze in Utrecht zelfs allemaal dicht: zowel de boten aan het Zandpad als de ramen aan de Hardebollenstraat. Met de sluiting werden ongeveer driehonderd sekswerkers per direct werkloos.
Dat lijkt tegenstrijdig: het beroep van sekswerker is sinds 2000 toch een legale broodwinning? En dan staat het je als ondernemende zzp’er (v/m) toch vrij om een werkruimte te huren op een locatie van een verhuurder met vergunning?
Dat klopt, maar de gemeente mag optreden tegen criminaliteit en kreeg daar gelijk in van de Raad van State. Naar het oordeel van de afdeling bestuursrechtspraak van 26 april jongstleden mocht het gemeentebestuur de vergunningen intrekken, omdat het aanwijzingen heeft dat er ‘een gerede kans bestaat’ dat in de toekomst slachtoffers van mensenhandel in raamprostitutiebedrijven van de exploitant zullen werken.
De vraag naar prostitutie – en dus het aanbod – wordt er van een verbod natuurlijk niet minder om. En hoewel de gemeente in 2013 al toezegde om snel met alternatieven te komen, is drie jaar later nog geen paal geslagen voor de nieuwe beloofde werkplekken. Dus vindt de prostitutie nog steeds plaats, maar nu uit het zicht, oftewel in het illegale circuit. Een grote stap achteruit. Waar het beleid decennialang was gericht op risico’s beheersen en een veilige werksituatie creëren, speelt de gemeente nu vooral de loverboys, foute pooiers en ‘mensenhandelaren’ in de kaart die ze willen bestrijden. Zorg liever voor werkplekken op verschillende locaties met een uitnodigende en intieme sfeer, waar de hulpverlening en handhaving toezicht kunnen houden.
Het argument van mensenhandel wordt vaak genoemd als reden om ramen te sluiten. Maar uit onafhankelijke onderzoeken blijkt daar nogal wat op af te dingen. Tussen 2000 en 2014 zijn bijvoorbeeld hooguit vier tot acht vrouwen op het Zandpad slachtoffer geworden van misstanden als geweld, gedwongen prostitutie en uitbuiting. Dat schrijven onderzoekers van het Willem Pompe Instituut voor Strafwetenschappen in hun rapport over de sluiting van de Utrechtse raamprostitutie in 2013.
Ook hoogleraar Criminologie Dina Siegel van de Universiteit Utrecht concludeert in haar onderzoeksrapport Closing brothels is closing eyes? (PDF) dat de misstanden in geen verhouding staan tot de consequenties die dit heeft gehad voor de driehonderd sekswerkers die er werkten.
Bij de sluiting van het Zandpad werd het mensenhandel-argument door alle sekswerkers, hun klanten, advocaten en een deel van de hulpverlenende instanties al als ongegrond opgevat. Ook de feiten lijken in een andere richting te wijzen. Zo lonken projectontwikkelaars al geruime tijd naar het Zandpad. Het ligt aan de rand van het populaire centrum, aan het water én dicht bij uitvalswegen.
Een ander opmerkelijk feit is dat de mensenhandelaren – voor zover die er zijn – nauwelijks tot geen straf krijgen voor hun misdaden. De meesten lopen gewoon vrij rond en hoewel de strafmaat kan oplopen tot acht jaar, is de hoogste straf tot nu toe anderhalf jaar geweest. Ook dat signaal is eerder uitnodigend dan ontmoedigend voor criminaliteit en uitbuiting. Nu betalen de sekswerkers de prijs: zij zitten zonder vaste werkplek en vaak ook zonder inkomsten en in een slechtere positie dan voorheen.
De Hardebollenstraat en het Zandpad in Utrecht zijn van die plekken die van oudsher omhuld zijn met zwoel parfum, mysterie en verleiding. De dames schonken plezier aan stappers, lopers en nachtbrakers en vervulden een rol in de sociale veiligheid omdat hoerenlopers geen jonge studentes of uitgaanspubliek lastigvielen. Maar waar voorheen meestal studenten en kunstenaars boven de peeskamers woonden, zijn de gewilde etages tegenwoordig het domein van yuppen en expats met een heel andere moraal. En dus regent het opeens klachten over lawaai en louche figuren en worden de werkplekken gesloten. Opnieuw betalen de sekswerkers de prijs.
Los van de vraag of de prostitutie terugkeert in de Hardebollenstraat is een veel belangrijker kwestie hoe prostitutie in de stad op een veilige en verantwoorde manier kan plaatsvinden voor zowel de sekswerker als de klant. Wat is er nodig op het gebied van veiligheid, vangnetten en hulpverlening? Waar liggen de behoeftes van sekswerkers en klanten? En hoe wordt gemonitord of exploitanten en sekswerkers werken conform professionele standaarden? Alleen in zee gaan met coöperatie Freya, die namens verschillende prostituees de vergunningsaanvraag heeft gedaan waarover nu een uitspraak moet komen, is daarvoor niet voldoende. Maar ook de raamprostitutie concentreren op één locatie, zoals de wens van de gemeente, is slechts een halve oplossing. Eerst is een systeem nodig dat overregulering voorkomt, en tegelijkertijd veiligheid, verantwoordelijkheid én vrijwilligheid garandeert aan de betrokkenen.
Het vormgeven van een dergelijk systeem trekt allerlei experts, deskundigen en belangenverenigingen aan die binnen de kortste keren een plek aan tafel opeisen bij het bespreken van de toekomst van sekswerkers, sekswerkplekken en de omstandigheden waarin sekswerkers hun beroep moeten uitoefenen. Gek genoeg maken actieve sekswerkers bijna nooit deel uit van die gezelschappen, een enkeling uitgezonderd. En dus ontstaat de situatie dat bestuurders en beleidsmakers praten over, maar niet met sekswerkers (en klanten) zélf.
Een ander nadeel van de adviseurs en belangenbehartigers is dat ze vaak al jarenlang op dezelfde positie zitten en hiermee hun geld verdienen. Deze mensen hebben niet altijd belang bij het vinden van een constructieve oplossing, want dan zit hun werk erop. Wie erop gaat letten, ziet ook telkens dezelfde namen opduiken in adviescommissies en publicaties. Hoe onafhankelijk is die mening of advies nog? Kijk bij elke bespreking eens kritisch naar de gesprekspartners en hun agenda’s.
Daarover gesproken: wetenschappelijke publicaties die onafhankelijk tot stand zijn gekomen maar onwelgevallige conclusies bevatten, zoals die van het Pompe Instituut en de Universiteit Utrecht, worden door de deskundigen nogal eens terzijde geschoven. Met hetzelfde gemak worden andere onderzoeken juist naar voren gehaald. Terwijl bij die studies niet altijd duidelijk is of de thesis en onderzoeksvragen onafhankelijk tot stand zijn gekomen, of er geen onderzoeks- of subsidiegeld mee gemoeid is van een bron die belang heeft bij bepaalde uitkomsten en of de auteur geen banden heeft met belanghebbende partijen. Kortom, vraag ook aan de sekswerkers en klanten of de conclusies uit onderzoeken voor hen herkenbaar overkomen.
Tot slot: het beeld van de sekswerker als slachtoffer is niet nieuw, maar tegenwoordig wel vaak het enige dat we zien en horen in de media. Het beeld van de zelfstandige vrouw, die kiest voor een legaal beroep en haar zakelijke transacties verrekent met de fiscus, verdwijnt van het toneel. Ten onrechte, want lang niet alle vrouwen achter het raam herkennen zich in het slachtofferschap.
De meerderheid van de sekswerkers kiest bewust voor het vak, al kan de onderliggende motivatie voor de beroepskeuze enorm uiteenlopen. De meeste vrouwen willen niet als slachtoffer, maar ondernemer en serieuze gesprekspartner behandeld worden. Maar omdat veel partijen ‘aan tafel’ garen spinnen bij het slachtoffer-beeld, ontstaat eenzijdige negatieve beeldvorming die het beleid beïnvloedt – en meestal niet ten gunste van de sekswerkers.
Let wel, natuurlijk zijn er misstanden in de branche. En natuurlijk moet daar iets aan gedaan worden. Maar met name voor die groep vrouwen is het van belang dat de dialoog wordt aangegaan met de beroepsgroep zelf en haar klanten over oplossingen die leiden tot decriminalisering en veiligheid, laagdrempelige toegang tot de hulpverlening en een verbeterde positie van de sekswerker.
Barbara van Brakel (@Twitter) is, wegens begrijpelijke redenen, een pseudoniem. Echte naam en adres van de auteur zijn bij de redactie bekend.