Voor degenen die de kunstkaternen een beetje volgen, is Virginie Despentes (1969) een legendarische naam. Zij kwam ooit in 1993 de Franse letteren binnen suizen met de schandaalroman ‘Baise-moi’, in het Nederlands te vertalen als het niet mis te verstane gebod: ‘Neuk me’. Toen de verfilming in 2000 zo mogelijk nóg meer opzien baarde dan het boek, was Despentes enige tijd een keiharde ‘celebrity’ in de Franse biotoop der intellectuelen. Sindsdien ook hangt er een brandbaar mengsel van agressie en nietsontziendheid rond haar persoon.
In haar nieuwste roman, ‘Het leven van Vernon’, is haar toon vergelijkenderwijs opvallend mild en uitgebalanceerd, maar dat wil niet zeggen dat haar wereldbeeld er vrolijk op geworden is, of dat ze haar personages ineens met fluwelen handjes aanpakt. Het knappe is echter dat ze al die uitgerangeerde types uit de rockscene van Parijs – toch niet de meest sympathieke mensensoort, laten we wel wezen – met een zeker mededogen weet te schetsen. In een aangename sneltreinvaart drukt ze de neus van haar lezers in de rioollucht van wat aan de buitenkant misschien nog coole vijftigers zijn, maar vanbinnen verrotte, berekenende armoedzaaiers. Wat opvalt is dat Despentes vooral de vrouwen in dit milieu ongenadig portretteert. ‘Dat is het probleem, als vrouwen onder elkaar een intiem gesprek voeren komen ze tot conclusies waarbij enig gezond verstand ver te zoeken is, en ga nou niet beweren dat dit in wezen geen diepgewortelde vijandigheid jegens het mannelijk libido is.’ (p.74). Of: ‘Deze stad wemelt van de stakkers die bereid zijn z’n huishouden te doen en op handen en voeten te zitten om hem langdurig te pijpen om hem zodoende op te monteren. Maar hij is de leeftijd voorbij om te denken dat dat gebeurt zonder dat zij ook wat te wensen hebben. Dat een mokkel oud en lelijk is betekent niet dat ze minder lastig en veeleisend is dan een chick van twintig. Wat vrouwen kenmerkt is dat ze zich maandenlang gedeisd kunnen houden voor ze kleur bekennen.’ (p. 16).
Natuurlijk zou ‘Het leven van Vernon’ in Frankrijk geen bestseller zijn geworden als de roman zou bleven steken in een afstandelijk, cynisch, sociologisch portret van een verwelkende generatie. Wat Despentes fantastisch doet, is even achteloos als accuraat inzoomen op de culturele woelingen van de afgelopen vijftien jaar, waarbij ze de invloed van internet in de meest zwarte tinten weet te schilderen. Neem de hoofdpersoon, Vernon Subutex: ooit een gevierde platenhandelaar in hartje Parijs, met aanzien en talloze avontuurtjes, maar dankzij de opkomst van de download industrie brodeloos geworden en nu, platzak en dakloos, zwervend van adresje naar adresje. Hij blijkt Despentes’ ideale vehikel om de zelfkant van Parijs, gelijk een verfijnde Google Maps, in kaart te brengen. Aan lager wal geraakte scenarioschrijvers, regisseurs, producenten, acteurs en journalisten zijn schering en inslag. En nooit ontbreekt het de auteur aan haarscherpe typeringen.
“Vernon is in de vorige eeuw blijven steken, toen men nog moeite deed staande te houden dat zijn belangrijker was dan hebben.’ (p.95). Of deze observatie aangaande een potentaat, die denkt dat hij ondanks zijn gevorderde leeftijd nog steeds op weg is een grootse filmproducent te worden: ‘Alleen hele kleine baasjes genieten van hun macht, hogerop is er alleen maar de angst een mes in je rug te krijgen, de woede om het verraad en het gif van valse beloften.” (p. 103/104).
Gaandeweg de roman zorgt Despentes dat het nog resterende licht uitgaat. Een reeks treurige personages is op zoek naar restjes geld, roem en status, en aangezien Vernon de toevallige bezitter is van een aantal videobanden waarop de succesvolle, maar inmiddels aan en overdosis overleden zanger (en vriend) Alex Bleach tegenover een snorrende camera zijn diepste gedachten deelt, wordt hij kortstondig een interessant hapje voor allerlei gelukszoekers uit de publiciteitsindustrie. Hoewel die interesse zijn armoedeval vertraagt, is er, helaas voor Vernon, geen sprake van afstel en raakt hij aan de bedelstaf. Filmproducent Laurent praat hem nota bene moed in bij het aftroggelen van geld van voorbijgangers. “Je hebt geweldig mooie ogen, je zal zien, een armoedzaaier met een leuke kop, dat werkt altijd. Zorg dat je een goede spot vindt, zorg dat je daar elke dag bent, dat is belangrijk, je kiest je plek en daar laat je ze aan wennen. Alleen al met je mooie ogen vang je waarschijnlijk genoeg om in een hotel te kunnen slapen… Probeer twee drie boeken op te duikelen, leg die naast je neer en doe alsof je erin verdiept bent. Gek worden ze ervan. Een dakloze die leest. Of je lost kruiswoordpuzzels op, dat vinden ze mooi. Zo word je een herkenningsteken, en succes verzekerd, geloof me, daar hoef je niet over in te zitten…” (p. 309).
Despentes toont zich met ‘Het leven van Vernon’ een moordwijf, in die zin: hoop bieden, een lichtpuntje inbouwen, een straaltje optimisme door een kier laten vallen, dáár doet ze niet aan mee. Dat is voor slappe imbecielen. De consequent doorgevoerde somberheid, die voor de goede verstaander op een zeker moment lachwekkend wordt, heeft dit boek een cultstatus in Frankrijk gegeven. Naar het schijnt, is de roman ook nog eens het eerste deel van een heuse trilogie. Dus we hebben, kortom, nog wat schilderachtige ellende te gaan.
Samenvattend: Despentes is te beschouwen als een formidabele dealer van proza dat zelfs de grootste depressielijder nog een goed gevoel zal geven over zijn of haar leven, omdat in Parijs, die bejubelde stad van de liefde, de rot sneller en meedogenlozer onder je leden kruipt dan waar ook. Vanuit het oogpunt van de nietsontziende Despentes, wel te verstaan.
‘Het leven van Vernon’, Virginie Despentes. Uitgeverij De Geus, 381, pagina’s, 22,95 euro.