Als huren of kopen van huizen niet langer wordt beïnvloed door subsidies en bijvoorbeeld renteaftrek, kunnen veel meer huishoudens gemakkelijker het huis kiezen dat het beste bij hun omstandigheden past.
Dat concluderen het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB) in het rapport Kansrijk woonbeleid.
Op de koopmarkt is op de lange duur effect te behalen door, onder meer, het verder afbouwen van de hypotheekrenteaftrek. Koophuizen worden dan goedkoper doordat de vraag daalt. Kopers hoeven zo minder hypothecaire schulden aan te gaan. Maar op korte termijn heeft dit weer bezwaren, met name voor mensen die al een huis hebben gekocht dat ‘onder water’ kan komen te staan.
Op de huurmarkt is het op langere termijn goed als de huurprijzen beter overeenkomen met de waarde van het huis. Dan zien commerciële verhuurders eerder iets in het verhuren aan middengroepen, de mensen die wel boven de sociale inkomensgrens uitkomen, maar voor wie de vrije sector nog te duur is en kopen nog niet de gewenste stap.
Het grotere aanbod verkleint dan de wachtlijsten. Maar op korte termijn leidt deze maatregel tot betaalrisico’s bij de lage inkomens voor wie de huizen dan misschien net te duur worden. Dat risico heeft overigens bovenal te maken met problemen in de inkomenssfeer, waaraan woonbeleid weinig kan veranderen.
Het stuk van het PBL en CPB bevat geen aanbevelingen en is slechts bedoeld voor beleidsmakers om beter te kunnen beoordelen welke veranderingen op de woonmarkt het meest voor de hand liggen en wat de nadelen daarvan zijn. Het is bovendien voor politici, die verkiezingsprogramma’s willen samenstellen.
Anp