Er is een Jiddische spreuk die neerkomt op het volgende: draag niemand zijn verleden na en reken niemand zijn fouten aan, want aan de mens is het geboorterecht voorbehouden zijn monotone stofjas-grijstint in te wisselen voor een subtiele veelkleurigheid, met de sociaal gezien plezierige bijkomstigheid dat hij zichzelf altijd opnieuw uitvinden mag. Is hij de ene dag overtuigd van dit, morgen is hij even makkelijk de tegengestelde mening toegedaan, want zo rolt hij. En zo rolde ik aan het begin van het millennium recht met mijn snufferd in de schoot van het wandelende amusementspark genaamd Alex Jones.
Het was een duizelingwekkende tijd. Stukjes tikken voor Infowars over een veelheid van onderwerpen: eugenetica, geopolitieke intriges, het incidentele millennial-bashen, het geheel overgoten met een dressing van paranoia met als eeuwige constante de adelaargelijke almacht van de families Rockefeller en Rothschild, met als verfrissende noot dat de joden eens een keer niet de schuld voor alle wereldproblemen in de schoenen wordt geschoven. Vaste ingrediënten van de man die al vanaf begin jaren ’90 langs de deuren ging om het gebruikelijke paleoconservatieve recept aan de man te brengen.
Begonnen met niets meer dan een camera en een fotografisch geheugen voor geschiedkundige wetenswaardigheden heeft de Texaan Jones in de loop der jaren een opmerkelijke ontwikkeling doorgemaakt. Het begon allemaal in een lokaal TV-stationnetje in Austin, Texas, waar hij een camera op een statief plaatste, achter een bureau ging zitten en een braakstraal van informatie en insinuatie over de mensen uitstortte. Tijdens de Clinton-jaren kreeg Jones een Texas-breed bereik, waarin zijn kenmerkende schorre mitrailleurstemgeluid vijf dagen in de week hoorbaar was via de ether, dat wil zeggen totdat hij door de radiobazen op enig moment voor de keuze werd gesteld zijn toon te matigen of op te sodemieteren.
Omdat het begrip ‘toon matigen’ en Alex Jones op geen enkele manier verenigbaar zijn, ging hij voort op de weg van de meeste weerstand en veroverde hij voor zichzelf een plek temidden van de toch al tot de nok volgestouwde conservatief Amerikaanse wokpan, zij aan zij met zulke boegbeelden als Rush Limbaugh en Glenn Beck. Maar in schril contrast met laatstgenoemde heren heeft Jones het veilige republikeinse nest verlaten en wandelt nu op de rafelige randen van de redelijkheid, wat naast de meest krankzinnige onzin tegelijk de meest interessante vergezichten oplevert.
Ik weet niet meer wie, maar iemand zei eens dat de alternatieve media met afstand de meest creatief-krankzinnige geesten herbergt en dus gunstig afsteekt tegen de holle monotonie van de gevestigde media (om maar iets te noemen: zonder Alex Jones geen Paul Joseph Watson). Tegelijk is het een slangenkuil waar de kerstboomverkopers er vrij op los concurreren, maar waar tegelijk baanbrekende dingen aan de hand zijn die inderdaad onder de radar verdwijnen. De economische crisis van 2007 bijvoorbeeld, voor iedereen in Nederland behalve Willem Middelkoop een openbaring, was voor mij al een gepasseerd station op het moment dat deze uitbrak, net als de waarschijnlijke volgende plek van een bomaanslag in het westen. Met dank aan het luisteren naar de Alex Jones Show leerde ik Gerald Celente kennen, het Amerikaanse equivalent van Adjiedj Bakas, en wist ik al hoe ver Charlie Sheen heen was voordat het verval tot de rest van de mensheid doordrong, kortom: dikke pret voor een informatiejunkie met een voorliefde voor ‘doomporn‘.
Bij de leek is Jones natuurlijk vooral bekend van het 9/11-was-an-inside-job-narratief, inmiddels eigengemaakt door de veelal door antisemitische motieven aangejaagde Israël-heeft-de-torens-opgeblazen-crowd, van zij die de schuld van de aanslagen zonder enige schroom op conto van de Amerikaanse inlichtingendiensten schrijven. Door Jones’ aanhoudende kritiek op George W. Bush was elke weg terug naar de republikeinse moederschoot sowieso voorgoed geblokkeerd en restte hem niets anders dan de vlucht naar voren. En hij ging hard. De Alex Jones Show ontwikkelde zich van obscure eenmanskermis tot een heus paranoia-imperium met een vast medewerkersbestand van meer dan 100 mensen.
De charme van de Alex Jones Show laat zich als volgt omschrijven: elke aflevering ademt een acute, Tom Clancy-achtige sfeer, om je vingers bij af te likken. Omdat ik zweer bij het credo dat je niet uit genoeg vuilnisbakken kan schrapen voor je dagelijkse nieuwsvoorziening liet ik mij meeslepen door de adembenemende vitaliteit van het geheel. Daarnaast stelde ik vast dat uit deze conspiratoriale hoek veruit de meest fantasierijke beeldtaal voortkwam, vooral wanneer gesilhouetteerd tegen de in gips gegoten nieuwspakketten zoals dagelijks uitgekakt door de dinosauriër-media, lees: de ten dode opgeschreven oude media, wat in die kringen onder de noemer ‘mainstream media‘ bij het oud papier wordt gezet.
Natuurlijk is de ‘alternatieve media’ die zij daarvoor in de plaats zet in feite niets anders dan een krankzinnigheidsbassin tjokvol elkaar in de aars bijtende zuigvisjes, knettergekke aannames, uitzinnige hyperbolen, magere, halfvolle en volle waarheden overgeleverd door plagiërende beunhazen…een gemiddeld seizoen van de X-files zeg maar, inclusief de buitenaardse onzin maar minus de hoogdravende pretentie van gezapige staatspraat. Kortom: het meest veelzijdige fauna die je maar kan voorstellen. Onder het mom ‘liever overstromend dan overschromend’ strompelde ik door de doornen als een geblinddoekte malloot, hoewel mijn stukkies-tikkende-crèchetijd bij Infowars en Prisonplanet mij in ieder geval een google-vingervlugheid heeft opgeleverd alsmede een meer dan gemiddeld gevoelige neus voor rotte vis.
En zo rolde ik enkele jaren redelijk verdwaasd voort, op de flanken van een actieve vulkaan, en in het volle bewustzijn van het gevaar om op enig moment over de rand te tuimelen. Het feit dat mijn ik mijn eerste kennismaking met het werk van de briljante komiek Bill Hicks te danken heb aan een obscuur gerucht dat Hicks niet dood is maar geïncarneerd in de persoon van Alex Jones zegt genoeg.
Het verwijt aan het adres van Jones en Watson, namelijk te handelen in doomporno, is in zoverre waar dat er een einde-der-tijden-stofdeken over de hele handel gedrapeerd ligt, met gaten en scheuren waarachter hier en daar waardevolle klompjes goud verstopt gaan. In feite is het geheel een al-te-menselijke-horzelnest van einzelgängers, dubieuze complotcolporteurs, rabiate antisemieten en zij die zweren bij de goudstandaard; allerlei splinterfacties die elkaar om de meest minutieuze theoretische muizenkeutels naar het leven staan maar eendrachtig in het standpunt dat ‘de mainstream media’ een gecorrumpeerde lakei is van de gevestigde macht.
Hoewel ik mij inmiddels heb vrijgevochten uit de slangenkuil die Ifdowars is, schrijf ik uit overwegingen van vergelijkend warenonderzoek iedereen een zo niet dagelijkse dan toch wekelijkse theelepel Alex Jones voor, sambal-bij qua nieuwsvoorziening, al was het maar zodat men kennis neemt van de nieuwsflanken waar tenslotte het ruwe werk plaatsvindt.
Daar zo! Tot zover de rekenschap die ik afleg met mijn verhouding tot dit wonderlijke kluwen en waar ik in zekere zin ook mee afreken. Maar nooit, toen niet en nu niet, heb ik spijt van mijn zelfverkozen onderdompeling in deze obscuurste aller baden, want zeg nu zelf: een mens kan niet leven van feiten alleen.