In een recentelijk in de Trouw verschenen artikel over moslimdiscriminatie werd een dame geïnterviewd die een ziekenhuis, het Zaans Medisch Centrum, een moslima als arts geweigerd had. De dame in kwestie wilde niet geholpen door een moslim, laat staan door eentje met een hoofddoek (de arts in kwestie droeg een hoofddoek). Het Zaans Medisch Centrum reageerde hierop door in eerste instantie een andere arts voor te stellen, maar vroeg de dame in kwestie uiteindelijk naar een ander ziekenhuis te gaan. In een verklaring stelde het Zaans Medisch Centrum ‘dat het ziekenhuis personen weigert die medewerkers bedreigen of bejegenen op een wijze die in strijd is met artikel 1 van de Grondwet – tenzij ze acute zorg nodig hebben’.
De reactie van het Zaans Medisch centrum, gebaseerd op de waarden van onze Grondwet, is in mijn optiek volledig terecht. Een gezondheidsinstelling kan niet toestaan dat patiënten (evenals artsen) een discriminerend onderscheid maken met betrekking tot door wie zij behandeld willen worden. De meeste gezondheidsinstellingen in Nederland zijn overheidsinstellingen. Zij dienen daarom de waarden van onze grondwet na te leven, waar het Zaans Medisch Centrum ook neer verwees. En Artikel 1 van de Grondwet stelt heel duidelijk: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” In gezondheidsinstellingen is geen plaats voor discriminatie dus. Daarnaast leven we in een meritocratie waarin we professionals beoordelen op basis van hun capaciteiten, en niet op basis van andere zaken. Een arts heeft dus geen geloof, afkomst of geslacht, maar is een professional. Het is belangrijk dat ook patiënten dit duidelijk wordt gemaakt, en dat ze hun behandelaars primair zien als professionals die hun werk uitvoeren, en dat het bij een behandeling zou moeten draaiend om hoe goede de professional zijn of haar werk uitvoert, en niet wie de behandeling uitvoert.
Maar helaas is het in Nederland slechts in theorie het geval dat in gezondheidsinstellingen behandelaars primair als professionals worden gezien, en dat de waarden van de Grondwet te allen tijde uitgedragen en gehandhaafd worden. In de praktijk zijn er nog vele instellingen in Nederland waar dit niet het geval is. Sterker nog, het is zelfs niet zo dat deze instellingen zich niet aan de regels houden. De regels staan het hen namelijk toe om patiënten toe te staan een discriminerend onderscheid te maken met betrekking tot de behandelaar, op basis van geslacht welteverstaan.
Eerder schreef ik over hoe het College voor de Rechten van de Mens een medewerkster van de GGD Hart voor Brabant in het gelijk gesteld die een mannelijke verwant van een patiënt weigerde een hand te geven . Het College concludeerde weliswaar dat dit discriminatie op basis van geslacht betrof, maar de werknemer dwingen om mannen een hand te geven zou volgens het College discriminatie op basis van godsdienst zijn. Het is ronduit bizar dat een instelling die toeziet op gelijke behandeling in Nederland zo lichtvaardig omspringt met de waarden van de grondwet, door te stellen dat het gelijk behandelen en niet discrimineren op basis van geslacht discriminatie op basis van godsdienst zou betekenen.
Maar het probleem gaat dieper. In 2009 stelde de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Ab Klink in een brief aan de Tweede Kamer het volgende: ‘De gelijkebehandelingswetgeving biedt enige ruimte om, na afweging van de belangen van de patiënt en arts, rekening te houden met persoonlijke voorkeur van de patiënt voor een arts van een bepaald geslacht.’ Oftewel: een patiënt mag discrimineren, maar alleen op basis van geslacht. De vraag is hoe dit te rijmen valt met Artikel 1 van onze Grondwet, waarin nadrukkelijk ‘geslacht’ wordt vermeld. Klink baseert zijn oordeel onder meer op een advies van de Commissie Gelijke Behandeling (de voorloper van het College van de Rechten van de Mens), dat stelde: ‘Alleen op de regel dat het maken van onderscheid op grond van geslacht is verboden, biedt de wetgeving enige mogelijkheid tot uitzondering.’ Blijkbaar heeft de Commissie Gelijke Behandeling Artikel 1 van de Grondwet niet of slechts ten dele tot zich genomen. Onze Grondwet biedt hier namelijk geen mogelijkheid tot uitzondering op.
Desondanks wordt deze uitzondering wel aan de lopende band gemaakt. Onder meer het Amsterdams Medisch Centrum en het Flevoziekenhuis stellen op hun website dat patiënten een arts mogen weigeren -mits ze dit tijdig doen- op basis van geslacht. Door dit expliciet te vermelden staan deze ziekenhuizen discriminatoire praktijken niet alleen toe, ze stimuleren ze ook nog eens.
In Nederland zouden we de waarden van onze Grondwet te allen tijde uit moeten dragen, zonder uitzondering. Wanneer er sprake is van discriminatie op basis van geslacht zouden we hier net zo fel moeten zijn als wanneer er sprake is van discriminatie op basis van geloof. Waarom zijn we dit in de praktijk echter niet? Waarschijnlijk omdat discriminatie op basis van geslacht tot op zekere hoogte nog steeds getolereerd wordt in onze samenleving -daar waar vele andere vormen van discriminatie volledig taboe zijn- zeker wanneer het gemotiveerd wordt op basis van geloof. Op dat moment wensen we de gelovige in kwestie niet voor het hoofd te stoten, en tolereren we de discriminatie. Hier zouden we vanaf moeten. Discriminatie op basis van geslacht zou in onze samenleving net zo’n groot taboe moeten worden als discriminatie op basis van ras, geloof of afkomst dat is. Ook wanneer het gemotiveerd wordt op basis van geloof. Want alleen wanneer de waarden van onze Grondwet –in haar volledigheid, zonder uitzondering- consequent handhaven kunnen we streven naar een land waarin deze waarden ook daadwerkelijk door alle burgers gerespecteerd en uitgedragen worden.
Met betrekking tot de gezondheidszorg betekent dit dat alle gezondheidsinstellingen het voorbeeld van het Zaans Medisch Centrum in het eerder beschreven geval van discriminatie op basis van geloof zouden moeten opvolgen, en deze lijn zouden ook zouden moeten doortrekken wanneer er sprake is van discriminatie op basis van geslacht. Hopelijk handhaaft ook het Zaans Medisch Centrum de waarden van de Grondwet net zo consequent wanneer er sprake is van discriminatie op basis van geslacht als wanneer er sprake is van discriminatie op basis van geloof. En hopelijk zullen andere gezondheidsinstellingen in Nederland binnenkort ook de waarden van te Grondwet te allen tijde in de praktijk brengen, zonder uitzondering.