Scan de ziel van de zelfmoordterrorist in ‘De radicale verliezer’

31-05-2016 18:49

U kent ze wel: de blijmoedige types die roepen dat optimisme een plicht is. Dat we wel in een hoekje kunnen gaan klagen, of teleurgesteld zitten wezen, maar dat daar ‘niemand beter van wordt’. En we dus maar beter, met een dikke glimlach, dag in dag uit de schouders eronder kunnen zetten en tot wederzijdse genoegdoening zoveel mogelijk oudjes veilig naar de andere kant van de straat kunnen helpen of anderszins een maatschappelijke bijdrage kunnen leveren, omdat dat uiteindelijk een ‘win-win-situatie’ is, weet je wel.

‘Over de psychologie van de zelfmoordterrorist’

enzensbergerIn het boek ‘De radicale verliezer’ (ondertitel: ‘Over de psychologie van de zelfmoordterrorist’) van de Duitse denker Hans Magnus Enzensberger (1929) wordt op een nette manier de vloer aan geveegd met deze even luchtige als populaire denkwijze. Het idee dat de wereld steeds een stukje beter en mooier wordt omdat de optelsom van opbouwende sociale, wetenschappelijke, politieke, altruïstische daden geen ander resultaat kan hebben dan dat we met z’n allen naar een hoger niveau worden getild (een niveau waar we dan natuurlijk ook allemaal gelukkiger door worden), krijgt op pagina 22 een mijns inziens verdiende schop tegen de schenen.

Wantrouw de positivo’s

Volgens Enzensberger moeten we nadrukkelijk rekening houden met het feit dat niet de blijmoedige optimist en diens rotsvaste geloof in de vooruitgang het gelijk aan zijn zijde heeft, maar de Duitse filosoof Odo Marquard, die de door velen bejubelde vooruitgang juist een inktzwarte en misschien wel alles overschaduwende bijwerking toedicht.

 

“Wanneer culturele vooruitgang werkelijk succes boekt en de kwalen werkelijk uitschakelt, roept dat zelden enthousiasme op. Die vooruitgang wordt eerder vanzelfsprekend, en de aandacht richt zich dan op de kwalen die overblijven. (…) Hoe meer negatiefs er uit de werkelijkheid verdwijnt des te ergerlijker wordt – juist omdat het afneemt – het negatieve dat overblijft.”

 

Deze gedachte van Marquard – die hijzelf ‘de wet van de toenemende penetrantie van de resten’ noemt – zou in ieder geval probleemloos verklaren waarom in onze alsmaar gerieflijker  samenlevingen steeds meer mensen boos, verongelijkt, teleurgesteld of ronduit blinde van woede rondlopen. Een subvariant van deze permanent gekwelde burger, van de ‘radicale verliezer’ die zich altijd en overal voedt met de bewijzen van diens eigen nederlaag, is de islamitische zelfmoordterrorist. Een subtype dat in deze kersverse eeuw veel aandacht trekt en mede daarom door Enzensberger in dit essay op de snijtafel wordt gelegd en ontleed.

Meer opleiding, meer zelfhaat

Enzensberger houdt niet van deelverklaringen. Hij probeert het hele plaatje van het islamitische explosief, ofwel de in ons midden wandelende zelfmoordterrorist, rond te krijgen. Door vrijelijk naar argumenten en bewijzen te grasduinen in het historische, religieuze, politieke en technologische domein komt hij een heel eind. Zo bewerkt hij de lezer, en mij dus ook, met de gedachte dat het internet, helaas, een feestwinkel is voor de zelfhaat van de potentiële zelfmoordterrorist (zonder uit de hand gelopen zelfhaat geen zelfmoordaanslag, luidt Enzensberger’s aanname). Juist de digitale snelweg biedt een zee aan mogelijkheden je eigen minderwaardigheid te accentueren, je vermeende betekenisloosheid te voeden. Zonder het voorbeeld expliciet te noemen (Enzensberger is een keurig nette, Duitse essayist), suggereert hij dat jonge Arabieren alleen al razend moeten worden van het idee dat een volgens hen inferieure beschaving als het westen filmpjes produceert, perfide pornofilmpjes om precies te zijn, die vele malen meer aandacht van de mensheid trekken dan welke vrome uiting van de islam ook. En dat zijzelf, o hel en verdoemenis, ook gevoelig blijken voor de visuele frivoliteiten uit de Californische of Europese porno industrie. Superorigineel is deze gedachtegang misschien niet, maar het lijkt wel een loepzuivere verklaring voor de constatering dat veel zelfmoordterroristen niet afkomstig zijn uit een in tradities vastzittende onderklasse. Maar uit het segment van de hoger opgeleide, jonge Arabieren, die nieuwsgierig en ambitieus genoeg zijn om zich via reizen of internet internationaal te oriënteren en, geconfronteerd met de westerse dominantie, razendsnel kunnen radicaliseren. Juist omdát zij deels mee surfen op uit het westen geïmporteerde, nieuwe vrijheden en dus losser staan van familie en tradities.

 

“Hoezeer islamisten zich ook opwerpen als hoeders van de traditie, toch zijn ze geheel en al schepsels van de geglobaliseerde wereld die ze bestrijden.”

 

Perfecte schizofrenie

Omdat ik van schrijver/criticus Kees ’t Hart geleerd meen te hebben dat een boek willen samenvatten zowel een belediging voor het boek als een brevet van onvermogen van de recensent betekent, beperkt ik me hier tot de constatering dat ‘De radicale verliezer’ niet zozeer een rotsvast betoog is als wel het nuttig leeg kieperen van bestaande kennis over het fenomeen ‘zelfmoordterrorist’. Waarbij de meerwaarde van dit essay is dat het steeds sterker wordende grondpatroon van de zelfhaat niet wordt voorgesteld als voorbehouden aan moslims, maar als een universele reactie op globalisering, waarin de massa’s steeds duidelijker en rechtstreekser worden geconfronteerd met het uiterst vervelende gegeven dat ze niet de beste violist, voetballer, acteur, schrijver, spreker, wetenschapper of ondernemer zijn. En de kunst om met dat gegeven om te gaan, nauwer luistert dan ooit (waarbij velen, helaas, falen). Dat moslims de neiging hebben niet alleen ‘verliezers’ te zijn, maar ‘radicale verliezers’, ofwel een extreem gevoelige subsoort die potentieel een bomgordel omhangt, weet Enzensberger aan de hand van historische, psychologische en geopolitieke uiteenzettingen zeer geloofwaardig te maken.

Zelfmoordaanslagen: voor iedereen, door iedereen

Om vrolijk te eindigen, maar niet heus, constateert Enzensberger dat de opmars van de ‘radicale verliezers’ geen lokaal akkefietje is, maar dat dit mensentype zich op alle continenten vermenigvuldigt. En dat het, helaas, wachten is op nieuwe, charismatische leiders die deze horden van ‘radicale verliezers’ zullen mobiliseren. Ooit, suggereert hij, zullen we met weemoed terugdenken aan zelfmoordaanslagen als de tamelijk exclusieve hobby van moslimradicalen.

Voor we het weten, zullen ook andere gemarginaliseerde groepen, wie weet PVV-ers, naar het middel van de zelfmoordaanslag grijpen. Een Jan Modaal die zich opblaast in, bijvoorbeeld, een halal-slagerij. Hoe gek of verbazingwekkend zou dat eigenlijk zijn?

De radicale verliezer’, Hans Magnus Enzensberger, uitgeverij Cossee, 104 pagina’s, 16,45 euro