En wat als we met andere ogen naar de Europese Unie gaan kijken? Zoals onze voorvaderen dat deden in de jaren ’40 en ’50 van de vorige eeuw. Die zagen in de voorloper van de EU, de EGKS, een verzekering tegen een nieuwe oorlog. De productie van kolen en staal – destijds de belangrijkste middelen voor de productie van wapens – werd in West-Europa onder één gezag, een gemeenschappelijke hoge autoriteit geplaatst. Het idee – de vrede in Europa te verzekeren door economische samenwerking – groeide uit tot een EEG en vervolgens tot een EU, met een ongekende welvaartsgroei voor de deelnemende landen en hun bevolking.
Alleen al om dat idee is het letterlijk van levensbelang om de Unie niet uit elkaar te laten vallen.
Daarbij komt dat de landen in deze succesvolle samenwerking de gelegenheid hebben gekregen en hebben aangegrepen om hun onderliggende normen en waarden te borgen en uit te bouwen. Het is simpel: zonder welvaart en goed bestuur geen effectieve grondrechten. Mensenrechten werden reeds in 1793 in Frankrijk geformuleerd, maar er waren oorlogen, welvaartsgroei en de vorming van democratische rechtstaten nodig om ze ook in praktijk te kunnen brengen. ‘Zuerst das Fressen, und dann die Moral‘ om met Brecht te spreken.
Zie daar een tweede belang om voor te vechten, in een tijd waarin de barbarij ook hier een voet tussen de deur heeft gekregen. Wie kan vertellen waar ter wereld deze rechten en onze welvaart beter geborgd zijn dan in de EU? Behalve dan wellicht in Australië en Nieuw Zeeland, niet geheel toevallig ex-Europese koloniën met dezelfde normen en waarden die het geluk kennen een geo-excentrische ligging te hebben, ver weg van het wereldtumult.
Maar onze EU is aan bederf en implosie onderhevig. Daar zijn vele oorzaken aan te geven maar essentieel is dat bovenstaande belangen die in elkaar overlopen – vrede, welzijn en gewaarborgde grondrechten voor alle burgers – teveel door burgers en politici uit het oog zijn verloren. Alleen met deze levensbelangrijke zaken voor ogen kan er de wil zijn om te veranderen, om het rottingsproces te stoppen.
Burgers geloven steeds minder in een EU die zijn interne en externe grenzen heeft opengesteld voor het vrije verkeer van kapitaal en goederen, zodat vooral grote bedrijven en hun aandeelhouders profiteren. De EU beschermt niet tegen de ontwrichtende globaliseringskrachten van het neo-liberale vrije-marktkapitalisme. Het beetje economische groei dat de deelnemende landen kunnen voorleggen, komt niet meer ten goede aan haar burgers. De groei gaat naar het bedrijfsleven en haar aandeelhouders. Het beetje groei vertaalt zich niet in fundamentele afname van de werkloosheid in de meeste landen. De factor arbeid staat steeds meer onder druk.
Alleen een staatsman durft zijn nek uit te steken. Maar die zijn afwezig in het huidige Europa.
Bezuinigingen en afbraak van sociale voorzieningen omwille van het drie procent begrotingstekortdogma, lage lonen voor steeds meer burgers, hoge (jeugd)werkloosheid in vele EU-landen, uitgeholde arbeidsvoorwaarden, toenemende inkomensongelijkheid, belastingontduiking (‘optimalisatie’ om een eufemisme te gebruiken) door multinationals, (grote) bedrijven en rijken (Panama-route), onmachtige (linkse) of zelfs onwillige (rechtse en centrumlinkse) politici die hun oor te luisteren leggen bij machtige bedrijvenlobby’s en banken. Het middel, economische samenwerking om het doel – nooit meer oorlog – is doel op zich geworden. Het bevoordeelt de factor kapitaal ten koste van de factor Arbeid. En het kapitaal heeft het voor het zeggen in dit Europa.
Om maar één voorbeeld te geven: Sanofi, de Franse farmaceutische reus, maakte 7 miljard euro winst in 2015, keerde daarvan 3.8 miljard uit aan haar aandeelhouders, ontving 137 miljoen belastinggeld om werkgelegenheid te behouden en zal desondanks nog eens 600 banen schrappen (bovenop de 5000 ontslagen sinds 2008). Om maar te zwijgen van de miljardensteun met publiek geld voor omvallende banken. Die niks hebben geleerd en ook niks willen leren, want men lobbyt tegen elke maatregel om de risico’s die men oplevert voor de samenleving, in te perken.
Ziedaar één conglomeraat van economische en sociale gevolgen van het vrije marktkapitalisme dat er aan bijdraagt dat steeds meer mensen gefrustreerd raken in ‘de politiek’ en in het overkoepelend orgaan dat EU heet.
Er is niets tegen een vrije markt, het heeft ons welvaart en welzijn opgeleverd. Maar deze praktijk is vanaf de jaren ’80 vorige eeuw (Friedman, Chicago-school, Reagan, Thatcher) een neo-liberale ideologie geworden, die stelt dat het goed is (voor onze welvaart en banengroei) om een ongebreidelde internationale vrijemarktwerking te hebben, waar multinationals, grote bedrijven, banken en kapitaal ongehinderd hun gang kunnen gaan, losgezongen van de alledaagse werkelijkheid van de burger die zich in zijn bestaan steeds meer bedreigd ziet. Het invoeren van het TTIP-verdrag met de VS zal de situatie alleen maar verslechteren. En dat alles voor een groei van 0,21 procent van het BNP per land tot 2027, dus een groei van 0,015 procent per jaar.
Ik heb het niet verzonnen, het zijn de cijfers van het Centre for Economic Policy Research, die door de Europese Commissie zijn gebruikt. Voor dat belachelijk lage percentage zouden we dus bereid moeten zijn om onze sociale- en milieunormen en onze lokale en nationale voorkeuren opzij te zetten.
Wie belazert hier wie?
Maar de Europese burger is niet gek, hij ruikt het cynisme, de leugen van deze ideologie die slechts ten goede komt aan de 10 procent meest welgestelden. Bovendien zorgt deze ideologie ervoor dat bedrijven in hun productiekosten de schade aan de factor natuur niet hoeven te verdisconteren. De gevolgen voor de aarde worden steeds duidelijker.
Het is niet om ons te mengen in een economendebat – bovendien spreken de heren, het zijn overigens bijna altijd mannen, elkaar constant tegen – maar het is evident dat de bezuinigingspolitiek om onder een drie procent begrotingstekort te blijven – ingegeven door het overeind willen houden van een stabiele euro – tot nog grotere ongelijkheid en sociale onrust heeft geleid. Bovendien tot scherpe tegenstellingen tussen de ‘Noordelijke’ en ‘Zuidelijke’ landen, waarin de eersten hun ideologisch economisch dictaat opleggen aan de de tweede groep, wat tot grote sociale ontwrichting en armoede heeft geleid in die landen. Wat bijvoorbeeld geleid heeft tot uitverkoop van Griekse bezittingen aan de hoogst biedende (de Chinezen hebbende de havenstad Piraeus opgekocht, een fijn bruggenhoofd), tot grote (jeugd)werkloosheid in Spanje, Italië en Frankrijk. Dit gaat misschien nog voorbij aan de gemiddelde Nederlandse burger, maar ook dichter bij huis loopt één op de acht Nederlandse kinderen risico op armoede, aldus het CBS.
De EU kan alleen maar voortbestaan als zij sociaal zal zijn. Hoeveel economische globalisering hebben we nodig en kunnen we nog aan? In plaats van een vrijhandelsverdrag met de VS af te willen sluiten, dient de EU haar burgers en haar arbeidsmarkten te beschermen. In plaats van haar lidstaten aan rigide economische bezuinigingspakketten te onderwerpen, zou men landen meer budgettaire marge moeten geven om hun problemen aan te kunnen pakken. En waarom geen 3 procent-werkloosheidsnorm, zoals Melkert voorstelt?
Waarom is de (zeer minieme) belasting op kapitaalstromen nog steeds niet door het Europese Parlement aangenomen, waarom onze markten niet beschermen tegen de VS, tegen China, tegen welk lagelonenland dan ook, zoals de voormalige Franse minister Arnaud Montebourg voorstelde? Wij kunnen immers alles zelf maken tegen een productieprijs die wat hoger zal liggen, maar ten goede komt aan Europese werknemers en het milieu. Zeg niet dat het onmogelijk is, in de VS is presidentskandidaat Donald Trump tegen het TTIP. Trump hangt niet aan het vrijhandelsfundamentalisme van de GOP, veroordeelt Obama’s handelsverdragen en dreigt met handelsoorlogen en fikse importheffingen als landen niet doen wat Amerika wil.
Economische ongelijkheden en onrechtvaardigheden in landen en tussen landen moeten met de juiste instrumenten bestreden worden anders zal de EU het niet overleven.
De Europese burger voelt zich bedreigd en niet alleen door de bovengeschetste economische ontwikkelingen. Het is ook zijn gevoel van veiligheid en geborgenheid in zijn maatschappij dat wordt aangetast. Hij ziet zich geconfronteerd met immigratiegolven, terrorisme, met goedkopere arbeidskrachten van elders uit de EU en met bevolkingsgroepen die zijn ideeën en gevoelens over zijn tot voor kort vertrouwde maatschappij niet delen. We kunnen een intellectueel debat houden over ‘onze’ normen en waarden, feit is dat dit de realiteit niet verandert.
De realiteit is dat een machteloze EU niet in staat is om haar buitengrenzen adequaat te verdedigen, waardoor (potentiële) terroristen vrij kunnen instromen. En om de immigratiegolf te beteugelen heeft men zich sinds kort afhankelijk gemaakt van, God betert het, Turkije.
De realiteit is dat burgers van allochtone afkomst (Marokkanen en Turken) vaak niet goed geïntegreerd zijn (lagere arbeidsparticipatie, oververtegenwoordiging in uitkeringen, schooluitval en criminaliteit, gerichtheid op eigen groep, niet erkennen van scheiding tussen staat en godsdienst). Er is in ieder geval sprake van een zeer sterke mate van segregatie langs etnische scheidslijnen, zoals de socioloog Ruud Koopmans in zijn artikel Zachte Heelmeesters (2002) over de situatie in Nederland al constateerde.
Anno 2016 kan me de stelling aan dat velen zijn blijven steken in een communautarisme dat onbegrepen met boze ogen kijkt naar onze westerse samenleving. Waar een meerderheid van 65 procent vindt dat religieuze regels belangrijker zijn dan de regels van een democratische rechtstaat en waar 45 procent van de Nederlandse moslims voldoet aan de definitie van fundamentalist (wederom volgens onderzoek van Koopmans), waar Erdogan in de koffiehuizen op begrip mag rekenen, waar gelijkheid tussen mannen en vrouwen niet vanzelfsprekend is, waar een toenemend anti-semitisme opflakkert (in 2015 emigreerden meer dan 10000 Franse Joden). En waar een conservatieve islam (salafisme, wahabisme) geïnstrumentaliseerd door autoritaire regimes, het vuurtje verder opstookt en rekruteert onder jongeren die in onmin met onze samenleving leven en die terrorisme vergoelijken zo niet verheerlijken. De groeiende onvrede hierover afdoen als ‘onderbuikgevoelens’ en ‘rechts-radicalisme’ miskent die realiteit.
De realiteit is die van Huntingtons botsende culturen. Deze Amerikaanse politicoloog stelde dat in de 21e eeuw de conflicten zich vooral tussen culturen – hij onderscheidde zeven verschillende wereldculturen – in plaats van tussen ideologieën, zouden afspelen (beschreven in zijn boek The clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996). Het is duidelijk dat onze Westerse cultuur – gebaseerd op christendom, renaissance, verlichting, humanisme, kapitalisme, industrialisering, secularisatie en moderne technologie en wetenschap – botst met een cultuur gebaseerd op de islam. Die botsing vindt niet alleen op internationaal niveau plaats, maar – en dat maakt haar zo bedreigend – vindt haar strijdtoneel ook in onze samenleving. En het is evident dat we onze cultuur met hand en tand moeten beschermen tegen culturen die niet noodzakelijkerwijs het beste met ons voor hebben. De recente Turkse inmenging in onze (en de Duitse) democratie is een veeg teken.
We moeten ons daartegen beschermen. “Verdediging en vernieuwing der westerse beschaving, ziehier de taak die in de gang der geschiedenis thans aan de orde is”, zo stelde de publicist, politicus en visionair De Kadt al. Zijn woorden zijn alleen maar urgenter geworden.
We moeten ten eerste ferm optreden tegen de problemen die zich binnen onze grenzen afspelen, tegen al degenen die zich hier niet thuis voelen, die zich afzonderen in hun eigen cultuur en zich meer en meer vijandig tonen ten opzichte van onze normen en waarden.
We kunnen persoonlijke uitgingen van religiositeit in het publieke domein niet accepteren (het dragen van hoofddoeken is volgens een studie van Koopmans de sterkste voorspeller van religieuze radicalisering), we moeten optreden tegen leerlingen (en hun ouders) die homosexuele leerkrachten niet ‘pikken’ of vraagtekens zetten bij het gegeven onderwijs omdat ze onze inzichten in de geschiedenis, biologie, maatschappijwetenschappen, en dergelijken niet delen. We moeten geen imams accepteren die niet in een EU-land zijn opgeleid. Hard optreden tegen anti-semitisme, of tegen andere (vrouw)vijandige uitingen in het publieke domein. Eisen dat men onze taal spreekt en iets afweet van onze geschiedenis, onze democratische waarden onderstreept. Profiteren an de dubbele nationaliteit: three strikes is out, terug naar het land van herkomst bij zwaar crimineel gedrag.
Kortom, duidelijke grenzen stellen aan gedrag wat we nog acceptabel vinden in onze maatschappij. En als het moet zullen we daarvoor nieuwe wetten maken en oude wetten die in de weg staan aanpassen of desnoods schrappen. Terwijl we de hand reiken aan de gematigde islamitische krachten, zij die wel onze cultuur onderschrijven, die erin floreren. Een voorhoede die een grotere invloed heeft op de eigen gemeenschap heeft dan wij, de autochtonen. Die het bewijs vormen dat moslims wel degelijk kunnen integreren en dat de islam – mits persoonlijk geherinterpreteerd – niet noodzakelijkerwijs vijandig is aan democratische normen en waarden.
En als men zich hier niet meer thuis voelt dan moet men vertrekken naar het land van (voorvaderlijke) herkomst, waar niet die vrijheden zijn waarvan men hierzo heeft kunnen profiteren. De overheid kan dan een actieve emigratiepolitiek voeren, premies geven, het is al eerder gebeurd .
Tot nu toe heeft het politieke establishment geen overtuigende antwoorden weten te vinden op de toenemende frustratie van het electoraat. Er is een radicalisering ter linker en rechterzijde te zien en het electorale middenveld kavelt steeds verder af. Overal winnen anti-Europese partijen aan populariteit. Het is inderdaad ongehoord en dramatisch dat “elections can not be allowed to change the program”, wat de voormalige Griekse minister van financiën Varoufakis te verstaan kreeg van Dijsselbloem en Schäuble ten tijde van de onderhandelingen over de steunpakketten aan Griekenland. Geld dat overigens niet ten goede is gekomen aan de Griekse bevolking zelf, maar aan Duitse, Franse en Nederlandse banken.
De antwoorden van rechts en autoritair rechts bevallen niet, ze leiden tot minder tolerantie, minder democratische rechtsstaat (‘nepparlement’, het in twijfel trekken van de integriteit van de rechterlijke macht, verkettering van het journaille), Europese versplintering, meer economische ongelijkheid.
Het antwoord moet komen van de politici ter linkerzijde die streven naar een rechtvaardige economische samenleving, die de geschetste sociale problemen niet met meel in hun mond signaleren en vergoelijken, maar eerlijk benoemen en aanpakken. Maar probleem is dat ter linkerzijde – en dan niet de centrumlinksen of sociaaldemocraten want die voeren slechts een accommodatiepolitiek – wel oplossingen worden aandragen voor de gesignaleerde economische onrechtvaardigheden, maar niet voor het culturele probleem. Dit is deels electoraal, deels ideologisch ingegeven. Het electoraat van links bestaat voor een belangrijk deel uit minderheden. De Franse president Hollande werd gekozen door een gerichte strategie om deze groepen aan zich te binden.
Links gelooft nog altijd in een bloemetjes en bijtjes-maatschappij, de multiculturele en tolerante samenleving. Het probleem is dat zo’n maatschappij nooit heeft bestaan en nooit zal bestaan, het is gevaarlijk wensdenken. De door Huntington beschreven wereldorde is een realiteit aan het worden. Hij had het voor de helft goed gezien. Want een economische rechtvaardige politiek is nog altijd een ideologische strijd tussen Arbeid en Kapitaal. Maar voor wat betreft de sociale ontwikkelingen is zijn visie juist.We moeten een coherent, rechtvaardig sociaal-economisch blok vormen in deze wereldorde.
Hier moet links haar multiculturele ideologie afzweren om een geloofwaardige alternatief te kunnen bieden aan al die teleurgestelde kiezers (ex-arbeiders) die nu radicaal rechts stemmen, ze terugwinnen. Niet alleen uit electorale overwegingen, maar omdat zij begrijpt dat we anders alles te verliezen hebben,
De EU is onmisbaar, want heeft vrede en voorspoed voortgebracht. Tot voor kort. Maar de EU doet uit haar zelf niets, tenzij door de nationale leiders opgedragen en is verworden tot een technocratisch, bureaucratisch monstrum. Deze politieke leiders zweren bij de status quo, nemen met het oog op de volgende verkiezing geen risico’s en beperken zich tot het managen van het publieke domein. Alleen een staatsman durft zijn nek uit te steken. Maar die zijn afwezig in het huidige Europa.
Het is dus aan de basis, de Europese burger, om initiatieven te nemen. Het is ook op lager schaalniveau dat zijn handelen betekenis heeft en dat zijn stem ertoe kan doen. Daartoe moeten op nationaal niveau beleidsverantwoordelijkheden en de bijbehorende budgetten naar steden en stedelijke samenwerkingsverbanden worden gedecentraliseerd – zoals door de vier grote steden meerdere malen bepleit. En op dat niveau mag de politiek niet meer alleen worden overgelaten aan professionele politici; volksraadplegingen en naast gekozen volksvertegenwoordigers ook door het lot aangewezen burgers die meebeslissen (David van Reybrouck) en ruimte geven aan de vele burgerinitiatieven. Als de burger op zijn eigen, lokale niveau werkelijk wat te vertellen krijgt dan wordt op die manier het gevoel van machteloze vervreemding door een geglobaliseerde wereld van tegengif voorzien.
De EU-landen moeten de EU grondig hervormen. Het uitgangspunt is de vraag hoe de EU het beste de vrede, welzijn en veiligheid in de Europese landen kan handhaven en bevorderen. Grote internationale problemen en uitdagingen kunnen alleen in EU-verband worden aangepakt maar de EU moet niet doen wat landen zelf kunnen.
De belangrijkste thema’s die moeten worden aangepakt zijn dan de volgende vraagstukken:
Het zijn noodzakelijke aanzetten – en er zijn er nog veel meer te bedenken – om tot een structurele hervorming van de EU te komen, gedragen door de constituerende landen. Ze zijn noodzakelijk opdat Europa overleeft in vrede, veiligheid en welzijn in een vijandige wereldorde.
In zo’n wereldorde wil iedereen zich thuis kunnen voelen in zijn Europa, wil men kunnen schuilen bij zijn buren die men ook bij hun thuis zal ontvangen. Omdat wij Europeanen dezelfde opvattingen delen over de democratische rechtstaat, over de scheiding tussen Staat en Kerk, over gelijkheid tussen vrouwen en mannen, over een rechtvaardige economische ordening en over al die mensenrechten die we hebben opgeschreven en zo goed als kwaad trachten te beschermen. Omdat we weten dat dit heeft geleid tot een betere en rechtvaardige maatschappij voor iedereen waarin we ons relatief vrij en veilig kunnen voelen.
Maar laten we niet naïef zijn. In een versplinterd Europa zullen we alles verliezen en gezamenlijk het hoofd moeten bieden aan de bedreigingen van buitenaf en van binnenuit.